-
1 больший
groter -
2 больше
groter, meer -
3 увеличиваться
groter worden, toenemen, zich vermeerderen -
4 увеличиться
groter worden, toenemen, zich vermeerderen -
5 superior to
-
6 Greater Israel
Groter Israël, het uitgebreide Israël, met de grenzen van het Oude Israël zoals beloofd werd door God in het Oude Testament -
7 agrandir
agrandir [aagrãdier]♦voorbeelden:1. v1) vergroten, uitbreiden2) veredelen2. s'agrandirv2) groter gaan wonen, uitbouwen -
8 grandir
grandir [grãdier]1 groter worden ⇒ groot worden, (op)groeien♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:v1) groter worden, (op)groeien2) vergroten3) veredelen -
9 augmenter
augmenter [oogmãtee, ogmãtee]1 groter worden ⇒ vermeerderen, toenemen, stijgen♦voorbeelden:la vie augmente beaucoup • het leven wordt veel duurderaugmenter de 10 pour cent • met 10 procent stijgenaugmenter de volume • in omvang toenemenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 vermeerderen ⇒ verhogen, verlengen, in prijs doen stijgen♦voorbeelden:édition augmentée • vermeerderde drukaugmenter la force • versterken1. v1) vermeerderen, stijgen, toenemen2) verhogen, in prijs doen stijgen3) opslag geven2. s'augmentervgroter worden, zich uitbreiden -
10 grossir
grossir [groosier]3 toenemenII 〈 overgankelijk werkwoord〉v1) dikker worden/maken2) groter worden/maken3) toenemen4) (doen) wassen [rivier]6) overdrijven -
11 vergrößern
vergrößern1 groter worden ⇒ toenemen, zich uitbreiden -
12 aggrandise
v. vergroten, groter maken; verbreden; uitbreiden; in kracht versterken; in rijkdom vermeerderen; iemands reputatie op kunstmatige wijze overdrijven; groter doen lijken; details toevoegen aan (ook "aggrandise")→ aggrandize aggrandize/ -
13 aggrandize
v. vergroten, groter maken; verbreden; uitbreiden; in kracht versterken; in rijkdom vermeerderen; iemands reputatie op kunstmatige wijze overdrijven; groter doen lijken; details toevoegen aan (ook "aggrandise")aggrandize, aggrandise[ əgrændajz] 〈zelfstandig naamwoord: aggrandizement〉2 meer aanzien/macht geven aan (iemand/zichzelf) -
14 enlarge
v. vergroten, uitbreiden[ inla:dzj]1 groeien ⇒ groter worden, zich uitbreiden♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
15 transuranic
adj. transuranisch, met hoge atoomnummer dan uranium; van of met betrekking tot een element met atoomnummer groter dan dat van uranium (groter dan 92) -
16 accentuer
accentuer [aaksãtuu.ee]1 de klemtoon, nadruk leggen op ⇒ beklemtonen, accentueren2 het toonteken, accent plaatsen op♦voorbeelden:1 sterker, heviger, groter worden ⇒ toenemen1. v2) benadrukken, beklemtonen3) vergroten, versterken2. s'accentuervduidelijker/sterker/groter worden, toenemen -
17 accroître
accroître [aakrwaatr]1 doen groeien ⇒ doen toenemen, vermeerderen1 (aan)groeien ⇒ toenemen, groter worden1. vdoen toenemen, vermeerderen2. s'accroîtrevtoenemen, groter worden -
18 croître
croître [krwaatr]〈 werkwoord〉1 groeien ⇒ wassen, groter worden, toenemen♦voorbeelden:croître de 10 pour cent • met 10 procent toenemencroître en beauté • steeds mooier wordenvgroeien, toenemen, wassen -
19 dépasser
dépasser [deepaasee]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 passeren ⇒ voorbijgaan, inhalen2 groter zijn dan ⇒ uitsteken ten opzichte van, langer duren dan4 overschrijden ⇒ te boven gaan, te buiten gaan♦voorbeelden:→ borneêtre dépassé par les événements • de situatie niet meer aankunnencela me dépasse • daar kan ik niet bij, dat gaat me boven de petv1) uitsteken2) inhalen4) overtreffen5) overschrijden, te boven gaan -
20 supérieur
supérieur [suupeerjur]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m., v.〉1 boven- ⇒ bovenste, hoogste3 beter ⇒ superieur, uitstekend4 hooghartig ⇒ superieur, hautain5 groter ⇒ hoger, boven♦voorbeelden:cadres supérieurs • topfunctionarissenofficier supérieur • hoofdofficierle supérieur • het tertiair onderwijsun(e) supérieur(e) (hiérarchique) • meerdereêtre supérieur à • beter zijn danpère supérieur • priorun(e) supérieur(e) • overste1. m (f - supérieure)1) meerdere2) overste2. = supérieure; supérieuradj1) boven-, hoogste2) hoger, groter3) superieur, beter4) hooghartig
См. также в других словарях:
groter — moro bigi … Woordenlijst Sranan
Strick — 1. A lichter der Schträk, dieste biéster dat Gläk. (Siebenbürg. sächs.) – Schuster, 694. 2. Am Strick müssen sterben, die mehr verzehren als erwerben. – Lohrengel, I, 45. 3. An diesem Strick hängt unser Glück, sagte der Schulze, da hing er das… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Royal Netherlands Navy — This article is about the Royal Navy of the Netherlands. For other Royal Navies, see Royal Navy (disambiguation). Royal Netherlands Navy Koninklijke Marine Royal Netherla … Wikipedia
Dutch declension system — Dutch declension is the declensional system of the Dutch language. Dutch marks nouns, pronouns, articles, and adjectives to distinguish case, number, and gender. Dutch can distinguish between four cases mdash;nominative, genitive, dative, and… … Wikipedia
Schlacht bei Bornhöved (1227) — Schlacht bei Bornhöved Darstellung der Schlacht in der Sächsischen Weltchronik (Manuskript aus dem 14. Jahrhundert … Deutsch Wikipedia
Auge — 1. Ab Auge, ab Herz. (Luzern.) 2. Als das aug erfüllet, so ist dem bauch genug gethan. – Henisch, 152. 3. An den Augen sieht man, was einer ist und was er kann. 4. An den augen tevblein vnd in den hertzen tevflein. – Trymberg, Renner, um das Jahr … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Furcht — 1. Aus Furcht vor Tauben muss man das Säen nicht lassen. Die Basken sagen: Der, welcher sein Feld vor Furcht vor den Vögeln nicht bestellte, starb Hungers, weil er die Vögel wollte fasten lassen. (Reinsberg III, 100.) Und die Perser: Man muss aus … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Geist — 1. Alle guten Geister loben Gott den Herrn. – Eiselein, 216; Simrock, 3186. Im Morgenlande bestimmt man das näher und sagt: Die Christen loben Gott morgens. Holl.: Alle goede geesten loven den Heer. (Harrebomée, I, 211.) 2. Alle guten Geister… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Hast — 1. Alle Hast dênt nich. – Eichwald, 752. 2. Alle hast is nien spôd. – Eichwald, 753. Holl.: Haast is geen spoed. (Harrebomée, I, 272.) 3. Grosse Hast führt vom guten Wege in den Morast. Frz.: Qui trop se haste, en beau chemin se fourvoye. Holl.:… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Staat (Gebiet, Reich) — 1. Bei einem Staate in der Noth gehn zehn Junker auf ein Loth. – Neuhaus, Preuss. Knackmandeln (Mohrungen 1863), Nr. 265. 2. Der beste Staat ist der, der die meiste Polizei hat. – Westdeutsche Zeitung, 1849, Nr. 117. Ein Ausspruch des… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Music of South Africa — South Africa This article is part of the series: Culture of South Africa Art Cinema Cuisine Languages Literature List of writers List of poets … Wikipedia