-
1 grab
n. greep; graai--------v. grijpen; vast pakken; kapengrab1[ græb] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:1 make a grab at/for something • ergens naar grijpen/graaien〈 informeel〉 up for grabs • voor het grijpen/pakken————————grab2〈 grabbed〉1 graaien ⇒ grijpen, pakken♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:try to grab the attention • proberen de aandacht op zich te vestigen -
2 scrabble
n. gekrabbel; krabbelen; veeg; ; scharrelen--------v. krabbelen; grabbelen; scharrelenscrabble1[ skræbl] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————scrabble2〈 werkwoord〉1 graaien ⇒ grabbelen, scharrelen♦voorbeelden:1 scrabble about for something • naar iets graaien/grabbelen, in het wilde weg rondtasten naar iets -
3 claw
n. klauw, poot--------v. klauwenclaw1[ klo:] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 klauw2 poot————————claw2〈 werkwoord〉1 klauwen ⇒ grissen, graaien♦voorbeelden: -
4 grasp
n. greep; macht; houvast; bereik; begrip, bevatting--------v. omhelzen; vasthouden; begrijpen; pakkengrasp1[ gra:sp] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 houvast3 bereik4 begrip ⇒ bevatting, beheersing♦voorbeelden:————————grasp2II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
5 make a grab at/for something
make a grab at/for somethingergens naar grijpen/graaien -
6 pounce on
-
7 scrabble about for something
scrabble about for somethingnaar iets graaien/grabbelen, in het wilde weg rondtasten naar iets -
8 shuffle up
bij elkaar graaien
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский