-
1 autorisé
autorisé [ootorriezee, ottorriezee]2 bevoegd ⇒ gerechtigd, goedgekeurd♦voorbeelden:je me crois autorisé à dire que • ik geloof dat ik zeggen mag datadj1) bevoegd, gerechtigd2) toegestaan3) geautoriseerd [vertaling]4) gezaghebbend -
2 mandarin
-
3 autorité
autorité [ootorrietee]〈v.〉1 gezag ⇒ autoriteit, macht♦voorbeelden:faire autorité • gezaghebbend zijn, als norm geldend' autorité • zo maarde sa propre autorité • op eigen gezagavoir de l'autorité sur qn. • macht over iemand hebben1. fgezag, autoriteit, macht2. autoritésf plgezagsdragers, autoriteiten, overheid -
4 écouter
écouter [eekoetee]1 luisteren naar ⇒ be-, afluisteren♦voorbeelden:écoute(z)! • luister eens!♦voorbeelden:v -
5 jurisprudence
jurisprudence [zĵuuriespruudãs]〈v.〉♦voorbeelden:frechtspraak, jurisprudentie -
6 faire autorité
faire autoritégezaghebbend zijn, als norm gelden -
7 faire jurisprudence
faire jurisprudence -
8 orateur écouté
orateur écouté
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский
