-
1 simply
-
2 franchement
franchement [frãsĵmã]〈 bijwoord〉1 openhartig ⇒ openlijk, ronduit, eerlijk4 〈 als uitroep van ongeduld〉toe nou! ⇒ hou op!♦voorbeelden:4 franchement, il exagère! • nou overdrijft hij toch wel een beetje!1. adv1) openhartig, eerlijk, ronduit2) werkelijk, gewoonweg2. interj -
3 glatt
1 glad, vlak, effen2 glad, glibberig♦voorbeelden:die Rechnung ging glatt auf • de rekening klopte preciesdie Wäsche glatt legen • de was, het wasgoed opvouwenglatt machen • gladstrijken, -maken, -vouwenglatt stricken • effen breien3 das ging glatt • dat verliep vlot, voorspoedig, dat liep van een leien dakjeein glatter Typ • een gladde vogel, een gladjanusglatt erfunden • gewoonweg verzonnen6 glatter Betrug • puur, je reinste bedrogein glatter Beweis • een duidelijk bewijseine glatte Drei • een dikke, goede zeven 〈 als schoolcijfer〉ein glatter Sieg • een overtuigende overwinningglatt tausend Mark • (goed en) wel duizend markdas habe ich glatt vergessen! • dat ben ik glad, totaal vergeten! -
4 ordentlich
ordentlich12 ordelievend, op orde gesteld3 gewoon, volgens de regel♦voorbeelden:ordentlicher Professor • gewoon hoogleraarauf eine ganz ordentliche Weise • op een heel behoorlijke manier————————ordentlich2〈 bijwoord〉♦voorbeelden: -
5 без обиняков
part.1) gener. beslist, botweg, daar is geen woord Frans bij, flinkweg, frisweg, geen blad voor de mond nemen, gewoonweg, gladaf, gladweg, grifweg, kortaf, kortweg, met nuchtere woorden, onbedekt, ongezouten, onomwonden, onverholen, platuit, platweg, plompweg, stoutweg, vlakuit, vlakweg2) liter. regelrecht -
6 просто
1. advgener. gewoonweg2. part.1) gener. eenvoudigweg, bloot, rechttoe rechtaan (direct en doelgericht, zonder dingen die er niet toe doen), zonder meer2) liter. zonder muziek -
7 прямо
-
8 baldly
-
9 just
adj. eerlijk; fatsoenlijk; juist; passend; geschikt; behoorlijk; wenselijk; waar(dig); rechtvaardig; echt--------adv. nu; op dit moment; precies; ongeveer; bijna niet; alleen; nauwelijks; echt--------n. dueljust1[ dzjust] 〈bijvoeglijk naamwoord; justness〉1 billijk ⇒ rechtvaardig, fair♦voorbeelden:————————just2〈 bijwoord〉1 precies ⇒ juist, net2 amper ⇒ ternauwernood, (maar) net3 net ⇒ zoëven, daarnet♦voorbeelden:just about • zowat, wel zo'n beetje, zo ongeveerjust like him • net iets voor hemjust a minute, please • (een) ogenblikje a.u.b.that's just one of those things • dat gaat nu eenmaal zoit just doesn't make sense • het slaat gewoon nergens opjust listen to that cheering • moet je ze eens horen juichenjust wait and see • wacht maar, dan zul je eens zienjust like that • zo maar¶ just the same • toch, niettemin -
10 plain
adj. duidelijk; eenvoudig; onaantrekkelijk, lelijk; effen--------adv. eenvoudig; duidelijk--------n. vlakte; wildernisplain1[ pleen] 〈zelfstandig naamwoord; vaak meervoud met enkelvoud betekenis〉————————plain2I 〈bijvoeglijk naamwoord; plainness〉2 simpel ⇒ onvermengd, puur 〈 water, whisky e.d.〉; weinig attractief 〈 vrouw, meisje〉; ongelijnd 〈 papier〉♦voorbeelden:in plain clothes • in burger(kleren)plain cooking • burgerkostplain dealing • eerlijk(heid)it was plain sailing all the way • het liep allemaal van een leien dakjeII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉♦voorbeelden:————————plain32 ronduit -
11 this is simply ludicrous
dit is gewoonweg bespottelijk -
12 simple
simple [sẽpl]♦voorbeelden:la simple pensée • alleen al de gedachte〈 sport en spel〉 un simple • enkel(spel), single1. m1) enkelspel2) achterlijke [persoon]2. adj1) eenvoudig, gemakkelijk2) natuurlijk, gewoon3) bescheiden4) enkel5) naïef6) dom7) enkelvoudig -
13 simplement
-
14 uniment
-
15 buchstäblich
buchstäblich -
16 das ist einfach wunderschön
das ist einfach wunderschön!dat is gewoonweg prachtig!Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > das ist einfach wunderschön
-
17 das ist ja grausam
das ist ja grausam!dat is gewoonweg verschrikkelijk! -
18 eben
eben11 effen, egaal ⇒ glad, plat♦voorbeelden:zu ebener Erde wohnen • gelijkvloers wonen————————eben2〈 bijwoord〉1 (zo)juist, pas2 net, met pijn en moeite4 nu eenmaal ⇒ eenvoudig-, gewoonweg5 juist, precies6 inderdaad, zeker7 〈regionaal; informeel〉eventjes, snel even, vlug♦voorbeelden:4 dann eben nicht! • dan maar niet!6 Sie waren doch in Köln? eben! • u was toch in Keulen? Inderdaad! -
19 einfach
einfach4 eenvoudig(weg), gewoon(weg)♦voorbeelden:eine einfache Fahrkarte • kaartje enkele reis4 das ist einfach wunderschön! • dat is gewoonweg prachtig!sie lief einfach weg • ze liep zo maar weg -
20 förmlich
förmlich3 echt, letterlijk, gewoon(weg)♦voorbeelden:jemanden förmlich zu etwas zwingen • iemand gewoonweg, letterlijk tot iets dwingen
Страницы
- 1
- 2