-
1 badly torn
gescheurd, vol met scheuren, uit elkaar gereten -
2 being torn
gescheurd (flarden,rukken) -
3 ragged
adj. versleten, gescheurd; ruwragged[ rægid] 〈 raggedness〉1 haveloos ⇒ gescheurd, gerafeld4 ongelijk ⇒ getand, knoestig♦voorbeelden:3 a ragged beard • een ruige/onverzorgde baard5 ragged rhymes • gebrekkige/onregelmatige verzen -
4 cloven
-
5 fissionable
adj. gebarsten, te barsten; gescheurd, te scheuren, gesplitst[ fisjnəbl] -
6 many of the pages were torn
many of the pages were torn -
7 many
adj. veel--------n. hoeveelheidmany1♦voorbeelden:many's the time • dikwijlsa good/great many • vele(n), menigeenand as many again/more • en nog eens zoveelhave had one too many • een glaasje te veel op hebbenmany of the pages were torn • veel bladzijden waren gescheurdthe many • het (gewone) volkas many as that • zoveelas many as thirty • wel dertig————————many2♦voorbeelden:a good many raisins • een fe hoeveelheid rozijnenten mistakes in as many lines • tien fouten in tien regelsas many … as • zoveel … alsII 〈predeterminator; alleen met het onbepaald lidwoord〉1 menig(e)♦voorbeelden:many a time • menigmaalhe travelled for many a year • hij reisde vele jaren -
8 shabby
adj. armoedig, armzalig, armetierig; versleten; gescheurd; gemeen, oneerlijk[ sjæbie] 〈 shabbiness〉1 versleten ⇒ af(gedragen), kaal -
9 split
adj. gesplitst; gespleten; gescheiden (mening, etc)--------n. spleet; scheuring; scheur; bananasplit (ijssoort); halve fles drank--------v. splijten; splitsen; verdelen; delen; scheuren; weggaansplit1[ split]2 deel ⇒ gedeelte, aandeelIII 〈meervoud; the〉1 spagaat♦voorbeelden:————————split2〈 bijvoeglijk naamwoord〉 〈→ Sporttermen: American footballSporttermen: American football/〉♦voorbeelden:split pea • spliterwtsplit pin • splitpensplit second • onderdeel van een seconde, flitssplit shift • gebroken dienst〈 Amerikaans-Engels, voornamelijk politiek〉 split ticket • gesplitste stem 〈 stem uitgebracht op kandidaten van verschillende partijen〉————————split3♦voorbeelden:♦voorbeelden:split up into groups • (zich) in groepjes verdelen -
10 torn
-
11 be torn to ribbons
aan flarden gescheurd -
12 being burst
Gebarsten (gescheurd, gebroken) -
13 being flawed
Het doen barsten (gescheurd zijn, iets breken, een gebrek aanbrengen, ontsiering, bederf) -
14 being torn to pieces
in stukken gescheurd (aan flarden, uit elkaar gerukt) -
15 duddy
adj. plunje, gescheurd (kleren) (Schotse taal) -
16 fractionalized
adj. In fracturen verdeeld; gebroken, gescheurd -
17 frayed
adj. overbelast(e zenuwen); gescheurd, versleten -
18 rhexis
n. scheuring, het gescheurd zijn -
19 ruptured
adj. verbroken, gescheurd (v. spier e.d.) -
20 shredded
adj. gemaald; aan stukken gescheurd
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Силла, Эбрима Эбу — Силла Эбрима … Википедия