-
1 show favor
genegenheid vertonen, goede verstandhouding vertonen; iem. voortrekken -
2 affection
-
3 endearment
-
4 favour
n. gunst; insigne; genegenheid; partijdigheid; steun; voordeel; toestemmingfavour11 genegenheid ⇒ sympathie, goedkeuring2 partijdigheid ⇒ voorkeur, voortrekkerij3 gunst ⇒ attentie, begunstiging♦voorbeelden:find favour in someone's eyes, find favour with someone • iemands goedkeuring krijgenlook with favour on • iets met welgevallen bezien, iets goedkeurenlose favour with someone/in someone's eyes • uit de gratie raken bij iemandbe/stand high in someone's favour • bij iemand in een goed blaadje staanbe in/out of favour with • in de gunst/uit de gratie zijn bijreturn a favour • een wederdienst bewijzen¶ do me a favour! • zeg, doe me een lol!vote in favour of a motion • vóór een motie stemmena cheque in favour of • een cheque ten name vanin your favour • te uwen gunste————————favour21 gunstig gezind zijn ⇒ positief staan tegenover, een voorstander zijn van3 begunstigen ⇒ prefereren, bevoorrechten♦voorbeelden: -
5 love
n. liefde; genegenheid; geliefde; lieveling; kostbaarheid; nul punten (bij tennis); liefje (in spreektaal)--------v. houden van; liefhebben; genegenheid toedingen; graag willenlove1[ luv]1 liefje♦voorbeelden:♦voorbeelden:1 be/fall in love with someone • verliefd zijn/worden op iemandplay for love • voor je plezier spelenthere is no love lost between them • ze kunnen elkaar niet zien of luchten1 groeten♦voorbeelden:————————love2II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 houden van ⇒ liefhebben, graag mogen♦voorbeelden:love dearly • innig houden van -
6 affection for/toward(s)
affection for/toward(s)genegenheid tot, liefde tot/voor -
7 alienate someone's affections
-
8 alienate
-
9 attachment
n. verbondenheid (gevoelsmatig); verbinding; aansluiting; (in computers) een meegestuurd (ingesloten) computer bestand[ ətætsjmənt]2 aanhechting ⇒ verbinding, toevoeging4 gehechtheid ⇒ genegenheid, trouw♦voorbeelden:3 on attachment from • uitgeleend door (bedrijf enz.) 〈 met betrekking tot iets wat je tijdelijk niet nodig hebt〉 -
10 auntie
-
11 aunty
-
12 demonstrate one's affection
-
13 demonstrate
v. demonstreren; voorstellen, laten zien, bewijzen[ demmənstreet]II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
14 fondness
n. vriendelijkheid, aardigheid; overdreven vriendelijkheid; zwakte (voor snoepen enz.)[ fon(d)nəs]1 tederheid ⇒ genegenheid, warmte3 al te groot optimisme ⇒ naïviteit, dwaasheid -
15 shed love and affection around one
English-Dutch dictionary > shed love and affection around one
-
16 shed
n. loods, schuurtje, keet; remise; (koe)stal; afdak; hut--------v. vergieten; storten; afwerpen; verspreiden; slijmen; uitzenden; afvallenshed1[ sjed] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 schuur(tje) ⇒ keet, loods————————shed21 ruienII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 afwerpen ⇒ verliezen, afleggen, afschudden♦voorbeelden:shed eggs/spawn • kuit schietenshed bad habits • met slechte gewoonten brekenthe tree had shed its leaves • de boom had zijn bladeren laten vallen -
17 sympathy
n. sympathie[ simpəθie] 〈meervoud: sympathies〉1 sympathie ⇒ genegenheid; deelneming♦voorbeelden:accept my sympathies • aanvaard mijn innige deelnemingfeel sympathy for • meeleven methis sympathies lie with • hij sympathiseert met, zijn voorkeur gaat uit naarbe in sympathy with • gunstig/welwillend staan tegenover, begrip hebben voor -
18 endearingly
adv. met genegenheid -
19 endearments
n. uiting van genegenheid; daden van liefde -
20 fondly remembered
met genegenheid herinnerd
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Gelegenheit — 1. Die Gelegenheit grüsset manchen vnd beut jhm die Haar; will er nicht, so weiset sie jhm den hinderen. – Henisch, 1456, 53; Petri, II, 129. Darum lässt Schiller seinen Tell sagen: »Hier vollend ich s, die Gelegenheit ist günstig.« 2. Die… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Höflichkeit — Eine Höflichkeit erfordert die andere. – Reinsberg III, 57. Böhm.: Jedna zdvořilost druhou stíhá. (Čelakovsky, 86.) Frz.: Courtoisie qui ne vient que d ung costé ne peult longuement durer. (Leroux, II, 206; Bohn I, 14.) 2. Eine Höflichkeit ist… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon