-
1 gelijksoortig
-
2 gelijksoortig
1 similar, alike ⇒ analogous♦voorbeelden: -
3 gelijksoortig
однородный; сходный, подобный* * *прил.общ. аналогичный, одного и того же сорта, однородный, сходный -
4 gelijksoortig
adj. similar, homogeneous, alike -
5 gelijksoortig
bnanalogue, de même nature -
6 gelijksoortig
• similar -
7 gelijksoortig
1) lik2) dylik3) analog4) liknande -
8 gelijksoortig
analogue, pareil, semblable -
9 similar
gelijksoortig -
10 однородный
gelijksoortig, homogeen -
11 сходный
gelijksoortig ; redelijk -
12 gleich
gleich12 onverschillig, om het even, hetzelfde♦voorbeelden:er machte einen gleichen Fehler • hij maakte een zelfde foutam gleichen Tage • d(i)ezelfde dagzur gleichen Zeit • tegelijk(ertijd), gelijktijdigzwei mal zwei (ist) gleich vier • twee maal twee is (gelijk aan) viergleich bleibend • gelijk blijvend, constant, onveranderlijkvon gleich bleibender Freundlichkeit sein • altijd even vriendelijk zijndu bist dir völlig gleich geblieben • je bent helemaal dezelfde geblevengleich geartet • gelijksoortiggleich gelagert • gelijksoortig, vergelijkbaar, dergelijkgleich gesinnt • gelijkgezind, geestverwantgleich lautend • gelijk-, eensluidendGleiches gilt für … • hetzelfde geldt voor …Unfall ist nicht gleich Unfall • het ene ongeval is het andere nietein Gleiches tun • (ongeveer) hetzelfde, iets gelijkaardigs doenin dieser Hinsicht sind wir uns, einander ziemlich gleich • in dit opzicht zijn we een beetje hetzelfdedas kommt, läuft aufs Gleiche hinaus • dat komt op hetzelfde neer〈 formeel〉 etwas ins Gleiche bringen • iets in orde brengen, makenGleiches mit Gleichem vergelten • kwaad met kwaad vergeldenvon gleich zu gleich • op voet van gelijkheidgleich zu gleich teilen • gelijk op delen2 das bleibt sich (völlig) gleich • dat doet er niet toe, dat is om het evenganz gleich, was du machst • wat je ook doeter ist mir ganz gleich • hij laat me totaal onverschilliges ist mir völlig gleich • dat is me (echt) om het even, kan me helemaal niets schelenganz gleich, wie … • hoe … ookgleich ob Mann oder Frau • onverschillig of het gaat om een man of een vrouwgleich viel • evenveel————————gleich2〈 bijwoord〉1 meteen, dadelijk ⇒ zo, onmiddellijk, vlak3 maar liefst, (maar) wel♦voorbeelden:1 ich komme gleich! • ik kom zó, eraan!es muss nicht gleich sein • het hoeft niet meteengleich anfangs • meteen in het begin alwarum nicht gleich so? • waarom heb je dat niet meteen zo gedaan?bis gleich! • tot dadelijk, zó!gleich neben dir • vlak naast je2 gleich mehrere Bücher • meerdere boeken ineens, tegelijk3 gleich 10 Busse standen da • er stonden maar liefst, wel 10 bussen4 wie heißt er doch gleich? • hoe heet hij ook al weer?————————gleich3〈voorzetsel + 3〉♦voorbeelden:————————gleich42 of♦voorbeelden:1 ob …, wenn … gleich • alhoewel, ofschoon, ook al -
13 аналогичный
adjgener. analogisch, analoog, gelijknamig, gelijkslachtig, gelijksoortig -
14 одного и того же сорта
adjgener. gelijksoortigRussisch-Nederlands Universal Dictionary > одного и того же сорта
-
15 однородный
adjgener. homogeen, gelijkslachtig, gelijksoortig, zinverwant -
16 сходный
adjgener. analoog, gelijksoortig, overeenkomstig -
17 akin
-
18 analog
adj. analoog - overeenkomstig, gelijksoortig (aan, met iets)--------n. een eigenschap die in een continue vorm wordt weergegeven en niet in digitale signalen→ analogue analogue/ -
19 homogeneous
adj. homogeen, uit één soort[ hoomədzjie:niəs] 〈 homogeneousness〉 -
20 celtuce
n. slasoort met kenmerken van selderie en sla; eetbare bladeren met stelen gelijksoortig aan die van de selderie
Страницы