-
1 across-the-board
across-the-board -
2 current
adj. lopend, aktueel; tegenwoordig; aanwezig--------n. stroom; gang, set (schaken); proces; tendens, richtingcurrent1[ kurrənt]3 loop ⇒ gang, tendens♦voorbeelden:♦voorbeelden:direct current • gelijkstroom————————current21 huidig ⇒ actueel, lopend2 gangbaar ⇒ geldend, heersend♦voorbeelden:1 the current issue of Time • het laatste/nieuwste nummer van Time〈 economie〉 current cost • nieuwwaarde, vervangingswaarde -
3 going
adj. gaande; bestaande; succesvol--------n. gaan; weggaan; sterven; uitgang; beweginggoing1[ gooing] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 het vorderen ⇒ gang, tempo♦voorbeelden:3 be heavy going • moeilijk/zwaar zijn, een hele klus zijn————————going2♦voorbeelden:there is a good job going • er is een goede betrekking vacant¶ going on fifteen • bijna vijftien (jaar), naar de vijftien toe
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский