-
1 carnaval
-
2 habillé
habillé [aabiejee]1 gekleed♦voorbeelden:mur habillé de bois • met hout beklede muurhabillé en Indien • als indiaan verkleedadj -
3 vêtu
vêtu [vettuu]1 gekleed♦voorbeelden:il est vêtu de neuf • hij heeft nieuwe kleren aanadj1) gekleed2) bedekt -
4 *haillonneux
*haillonneux ['aajonneu]1 haveloos gekleed ⇒ slordig gekleed, in lompen gehuld -
5 coquet
coquet [kokke],coquette [kokket]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m., v.〉♦voorbeelden:2 une coquette • kokette vrouw, koket meisje= coquette; adj1) elegant, chic, leuk2) behaagziek3) leuk, aardig [ding]4) aanzienlijk, vrij groot [getal] -
6 couvert
couvert1 [koever]〈m.〉♦voorbeelden:dresser, mettre le couvert • de tafel dekkenmettre à couvert • veilig stellen, beschermenmettre sa responsabilité à couvert • zich indekkense mettre à couvert • schuilen; zich indekkenà couvert (de qc.) • beschut (tegen), veilig (voor iets)sous (le) couvert de • onder bescherming van; onder de dekmantel, voorwendsel van→ vivre————————couvert2 [koever]♦voorbeelden:1 ciel couvert • betrokken, bewolkte lucht, hemelà mots couverts • in bedekte termenadj1) gedekt, bedekt, overdekt3) gekleed -
7 débraillé
débraillé [deebraajee]1 slonzig ⇒ slordig, slobberig2 ongegeneerd ⇒ ongemanierd, al te vrijadj2) ongegeneerd, ongemanierd -
8 décence
décence [deesãs]〈v.〉1 fatsoen(lijkheid) ⇒ gepastheid, welvoeglijkheid2 tact ⇒ discretie, terughoudendheid♦voorbeelden:blesser, choquer la décence • aanstoot gevenêtre vêtu avec décence • decent gekleed zijnf1) fatsoen2) discretie, tact -
9 découvrir
découvrir [deekoevrier]1 ontdekken ⇒ zien, ontwaren4 openbaren ⇒ bekendmaken, verraden5 het deksel, de bedekking afnemen van♦voorbeelden:découvrir une frontière • een grens onverdedigd laten→ jeu♦voorbeelden:→ avril1. v1) ontdekken, ontwaren2) achter [iets] komen3) bekendmaken, verraden4) onthullen, ontbloten2. se découvrirv4) opklaren [weer] -
10 déguenillé
-
11 épingle
épingle [eepẽgl]〈v.〉1 speld♦voorbeelden:épingle à linge • wasknijperépingle de nourrice, de sûreté • veiligheidsspeldattacher qc. avec des épingles • iets vastspeldenêtre tiré à quatre épingles • tot in de puntjes gekleed zijnmonter qc. en épingle • iets opschroeventirer son épingle du jeu • zich handig uit de zaak draaien→ viragef -
12 épouvantail
-
13 jaune
jaune (d'oeuf)eierdooier, eigeel————————jaune1 [zĵoon]〈m.〉♦voorbeelden:1 jaune (d'oeuf) • eierdooier, eigeeltube de jaune • tube gele verfjaune citron • citroengeelhabillé de jaune • in het geel gekleed————————jaune2 [zĵoon]〈bijvoeglijk naamwoord; ook bijwoord〉1 geel♦voorbeelden:¶ rire jaune • gedwongen lachen, lachen als een boer die kiespijn heeft1. m, adj1) geel2) Mongool3) stakingsbreker, werkwillige2. adj, adv -
14 long
long1 [lõ]〈m.〉♦voorbeelden:〈 voorzetsel〉 au long de, le long de, tout le long de, tout du long de • langs; gedurende, tijdenstable de 1 m 40 de long • 1,40 m lange tafelde long, en long • in de lengte, overlangstomber de tout son long • languit vallende long en large • heen en weer, op en neertout le long du jour • de godganse dagen long et en large • lang en breed————————long2 [lõ],longue [lõg]3 lang ⇒ breedvoerig, langdradig♦voorbeelden:longue maladie • langdurige ziekteêtre long • lang durenje ne serai pas long • ik ben zo terug, ik ben zo klaarje trouve le temps long • de tijd valt mij langà la longue • op den duurêtre long à faire qc. • ergens lang over doendiscours long de trente minutes • betoog van dertig minuten3 ce qu'il est long! • wat is hij lang van stof!————————long3 [lõ]〈 bijwoord〉1 veel♦voorbeelden:en savoir long • er heel wat van af weten2 s'habiller long • lange kleding dragen, in het lang gekleed gaan1. = longue; adj1) lang, langwerpig2) langdurig3) oud4) dun, slap [vloeistof]2. longadv1) veel -
15 recherche
recherche [rəsĵersĵ]〈v.〉1 (het) zoeken ⇒ onderzoeking, speurwerk3 (het) nastreven ⇒ (het) najagen, (het) streven (naar)4 verfijning ⇒ verfijnde smaak, zorg(vuldigheid)5 gekunsteldheid ⇒ gezochtheid, gemaaktheid♦voorbeelden:2 faire des recherches • een onderzoek instellen, onderzoek doen4 être vêtu avec recherche • elegant, smaakvol gekleed zijnf1) (het) zoeken -
16 recherché
recherche [rəsĵersĵ]〈v.〉1 (het) zoeken ⇒ onderzoeking, speurwerk3 (het) nastreven ⇒ (het) najagen, (het) streven (naar)4 verfijning ⇒ verfijnde smaak, zorg(vuldigheid)5 gekunsteldheid ⇒ gezochtheid, gemaaktheid♦voorbeelden:2 faire des recherches • een onderzoek instellen, onderzoek doen4 être vêtu avec recherche • elegant, smaakvol gekleed zijnadj1) gezocht2) verfijnd, subtiel3) zeldzaam4) gekunsteld -
17 riche
riche [riesĵ]2 rijk ⇒ weelderig, overvloedig♦voorbeelden:être riche à millions • schatrijk, steenrijk zijnrichement vêtu • zeer goed, duur gekleedça fait riche • dat staat chicmarier richement sa fille • zijn dochter aan een rijke partij ten huwelijk gevenon ne prête qu'aux riches • men leent slechts aan de rijkenun riche • rijkaardun nouveau riche • parvenuune riche idée • een uitstekend ideec'est une riche nature • die heeft heel wat in zichriche de, en • rijk aan, voladj -
18 sou
sou [soe]〈m.〉♦voorbeelden:manger ses quatre sous • zijn spaarcentjes opmaken〈 spreekwoord〉 un sou est un sou • wie het kleine niet eert, is het grote niet weerdça fait des sous • dat brengt geld in het laatjesucer qn. jusqu'au dernier sou • iemand tot op het bot uitzuigenêtre près de ses sous • op zijn centen zittenêtre fichu comme quatre sous • zeer armoedig gekleed gaan2 propre comme un sou neuf • kraakhelder, brandschoonde quatre sous • geen stuiver waardn'avoir pas un sou vaillant • geen rooie cent hebbenn'avoir pas le sou • geen rooie cent hebbenpas un sou de • geen greintjesou à sou, sou par sou • stukje bij beetjepas jaloux pour un sou • helemaal niet, alles behalve jaloerssans un sou • zonder een rooie centil n'est pas méchant pour deux sous • hij doet geen vlieg kwaadmduit, geld -
19 strict
strict [striekt]1 strikt ⇒ nauwkeurig, streng♦voorbeelden:le strict minimum, nécessaire • het allernoodzakelijkstestricte vérité • absolute, zuivere waarheidstrictement parlant • strikt genomenstrictement vêtu • vormelijk gekleedêtre très strict sur qc. • het zeer nauw nemen met iets→ intimitéadj1) strikt, precies2) streng3) sober, onopgesmukt -
20 tenue
tenue [tənuu]〈v.〉1 (het) houden ⇒ (het) bij-, onderhouden2 houding ⇒ gedrag, manieren4 zitting♦voorbeelden:2 un peu de tenue! • gedraag je!manquer de tenue • geen manieren, geen niveau hebbentenue de cérémonie • gala-uniformtenue de soirée • avondkledingtenue de ville • wandelkostuumen petite tenue, en tenue légère • luchtig gekleedse mettre en tenue • het uniform, de dienstkleding aantrekkenroman d'une haute tenue • moreel hoogstaande romantout d' une tenue, d' une seule tenue • aan één stuk, zonder ophoudenf2) houding, gedrag3) kleding4) zitting5) vastheid [koers]
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Hoërskool Menlopark — Die Hoërskool Menlopark … Wikipedia
Vries — [v ], 1) Abraham de, niederländischer Maler, * Rotterdam um 1590, ✝ Den Haag zwischen 1650 und 1662; malte, von T. de Keyser und Rembrandt beeinflusst, lebensvolle Porträts. 2) Adriaen de, niederländischer Bildhauer, * Den Haag 1545, ✝… … Universal-Lexikon
Braut — 1. A lachete1 Braut, a woanete2 Frau. (Oberpfalz.) 1) Eine lachende. 2) Weinende. – Man hält s für ein glückliches Zeichen, wenn die Braut am Altare weint; vermuthlich darum, weil sie den Ernst des Schrittes erkennt. 2. Auff der armen braut… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon