-
1 boo
interj. boe!--------n. boe--------v. boe roepen, joelen, uitjouwenboo1[ boe:] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 boe ⇒ kreet van afkeuring, gejouw, boegeroep♦voorbeelden:————————boo2〈 werkwoord〉1 boe roepen ⇒ joelen, jouwen♦voorbeelden: -
2 hoot
n. gefluit; getoet; boe geroep--------v. toeteren; fluiten; boe roepenhoot1[ hoe:t] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 getoet♦voorbeelden:————————hoot2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:hoot at someone, hoot someone off the stage • iemand uitjouwen, iemand wegjouwen -
3 jeer
n. hoon, hoongelach, spotternij--------v. bespotten, beschimpen, honenjeer1[ dzjiə] 〈zelfstandig naamwoord; vaak meervoud〉————————jeer21 jouwen ⇒ smalende/hatelijke opmerking maken♦voorbeelden:1 jeer at someone • iemand uitlachen/uitjouwenII 〈 overgankelijk werkwoord〉
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский