-
1 fuiven
пировать; кутить; чествовать; угощать; (по)гулять* * *гл.общ. пировать, чествовать, угощать (рр-кого-л.), кутить -
2 fuif
пирушка; вечеринка; кутёж; по- пойка; задать пирушку* * *v(m) fuiven* * *сущ.разг. вечеринка, кутёж, пирушка -
3 кутить
v1) gener. aan de zwier gaan, zijn, maroderen, slampampen, aan de boemel zijn, aan de sjouw zijn, aan de zwabber zijn, boemelen, brassen, (только inf) flierefluiten, fuiven, op de sjouw zijn, pierewaaien, sjouwen, slempen, zwieren2) colloq. op marode gaan3) liter. aan de rol gaan, aan de rol zijn -
4 пировать
vgener. fuiven, slempen, zwieren, brassen, aan de boemel zijn, aan de sjouw zijn, aan de zwabber zijn, banketteren, de bloemetjes buiten zetten, goede sier maken, op de sjouw zijn -
5 угощать
vgener. fuiven (рр-кого-л.), vergasten, aanbieden, een rondje geven, onthalen, tracteren (op- ÷åì-ô.), trakteren (op- ÷åì-ô.), voorzetten, vrijhouden -
6 чествовать
vgener. fuiven, eren, feteren, huldigen, vieren
Перевод: со всех языков на русский
с русского на все языки- С русского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Пенджабский
- Русский
- Французский