-
1 flaneren
-
2 flaneren
-
3 flaneren
фланировать; шататься; слоняться без дела; прогуливаться, праздно прохаживаться* * *гл.общ. фланировать, шататься, слоняться без дела -
4 flaneren
v. parade, show off, flaunt oneself -
5 promenade
n. promenade; gaan (gedurende dans); balfeest--------v. promenade, wandeling; wandelen, kuierenpromenade1[ promməna:d] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————promenade2〈 werkwoord〉 -
6 слоняться без дела
vgener. flanerenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > слоняться без дела
-
7 фланировать
vgener. flaneren -
8 шататься
vgener. flaneren, gieren, omhangen, omzwalken, slieren, wankelen, de straat slijpen, drentelen, laveren (о пьяных), slungelen (по улицам), tuitelen (о мебели), waggelen, wiebelen, wiggelen, zwieren -
9 baguenauder
-
10 gamberger
gamberger [gãberzĵee]〈 informeel〉II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 uitdenken ⇒ beramen, nadenken over -
11 слоняться без дела
vgener. flaneren -
12 фланировать
vgener. flaneren -
13 шататься
vgener. flaneren, gieren, omhangen, omzwalken, slieren, wankelen, de straat slijpen, drentelen, laveren (о пьяных), slungelen (по улицам), tuitelen (о мебели), waggelen, wiebelen, wiggelen, zwieren -
14 fladderen
-
15 Bummel
-
16 Schaufensterbummel
Schaufensterbummel〈m.〉♦voorbeelden: -
17 bummeln
bummeln1 (rond)slenteren ⇒ wandelen, flaneren3 lanterfanten ⇒ luilakken; lijntrekken4 aan de zwier gaan, de kroegen aflopen -
18 einen Bummel machen
flaneren, rondslenteren -
19 einen Schaufensterbummel machen
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > einen Schaufensterbummel machen
-
20 flanieren
- 1
- 2
См. также в других словарях:
flanieren — Vsw umherschlendern per. Wortschatz fremd. Erkennbar fremd (19. Jh.) mit Adaptionssuffix. Entlehnt aus frz. flâner, dieses vermutlich über unbezeugte Ableitungen zu l. follis Blasebalg usw. ( Windbeutel sich herumtreiben ). Ebenso nndl.… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache