-
1 bicyclette
bicyclette [biesieklet]〈v.〉♦voorbeelden:f -
2 développement
développement [deevlopmã]〈m.〉5 (het) uitpakken ⇒ (het) uitvouwen, (het) ontrollen♦voorbeelden:1. m1) ontwikkeling, groei3) (het) ontwikkelen [film]5) versnelling [fiets]2. développementsm pl -
3 fourche
fourche [foersĵ]〈v.〉3 (voor-, achter)vork 〈 van fiets〉♦voorbeelden:f1) vork, gaffel2) tweesprong3) tussenuur4) kruis [lichaam, broek]5) vork [fiets] -
4 garage
garage [gaaraazĵ]〈m.〉2 (het) ergens plaatsen 〈 van vervoermiddel〉 ⇒ (het) stallen 〈 van fiets〉 ⇒ (het) op een zijspoor rijden 〈 van trein〉 ⇒ (het) parkeren 〈 van auto〉♦voorbeelden:1 stationnement interdit: sortie de garage • verboden te parkeren: uitritgarage à étages • bovengrondse parking→ voiem1) garage, stalling, boothuis2) (het) stallen, bergen, parkeren -
5 machine
machine [maasĵien]〈v.〉1 machine ⇒ werktuig, toestel♦voorbeelden:machine de guerre • belegeringswerktuigmachine à sous • gok-, speelautomaatmachine de traitement de texte(s) • tekstverwerker, wordprocessormachine à vapeur • stoommachinemachine infernale • helse machinemachine pneumatique • luchtpompmachine à calculer • rekenmachineécrire, taper à la machine • typenmachine à écrire • schrijfmachine〈 pejoratief, figuurlijk〉 il n'est qu'une machine à fabriquer de l'argent • het enige dat hem interesseert is geld verdienenmachine à laver • wasmachinemachine à pointer • prikklokmachine à tisser • weefgetouwmachine à habiter • woonfabriekf1) machine, werktuig2) (motor)fiets3) locomotief4) apparaat, systeem5) ding -
6 multiplication
multiplication [muultiepliekaasjõ]〈v.〉1 vermeerdering ⇒ toename, vermenigvuldigingf2) versnelling [fiets] -
7 pignon
-
8 tandem
tandem [tãdem]〈m.〉2 tandem ⇒ duo, koppel, combinatie♦voorbeelden:en tandem • gezamenlijk¶ attelage en tandem • bespanning in tandem, en flèchem1) tandem [fiets]2) combinatie, koppel -
9 vélo
-
10 changement
changement [sĵãzĵmã]〈m.〉1 verandering ⇒ wisseling, wijziging♦voorbeelden:changement de décor • 〈 figuurlijk〉plotselinge verandering, ommekeerchangement de forme • gedaanteverwisselingchangement de roue • (het) verwisselen van een bandaimer le changement • van afwisseling houdenchangement en mieux, en mal • verandering ten goede, ten kwadesans changement • ongewijzigdmverandering, wisseling, wijziging -
11 clou
clou [kloe]〈m.〉3 hoogtepunt ⇒ klapstuk, clou♦voorbeelden:clou à tête • spijker met kop2 prendre les clous, traverser dans les clous, aux clous • (de straat) bij de voetgangersoversteekplaats overstekenriver son clou à qn. • iemand de mond snoerença ne vaut pas un clou • dat is geen sikkepitje waard〈 informeel, schertsend〉 des clous! • schrijf dat maar op je buik!maigre comme un clou • zo mager als een lat1. m1) spijker2) hoogtepunt, klapstuk3) steenpuist4) pandjeshuis5) nor2. clousm pl3. des clousinterj -
12 croupe
croupe [kroep]〈v.〉2 ronde bergtop ⇒ bergronding, bergkruin♦voorbeelden:f1) achterdeel2) achterwerk, kont -
13 cube
cube [kuub]〈m.; ook bijvoeglijk naamwoord〉1 blokje♦voorbeelden:le cube de Rubik • de kubus van Rubikélever au cube • tot de derde macht verheffen1. m1) blokje2) kubus [wiskunde]2. adj -
14 en
en1 [ã]1 〈vervangt een zelfstandig naamwoord (zaaknaam) voorafgegaan door ‘de’ als vast voorzetsel van werkwoord, bijvoeglijk naamwoord of bijwoord〉 ervan ⇒ daarvan, erover, daarover, erop, daarop, ermee, daarmee 〈enz.〉2 〈 vervangt een zelfstandig naamwoord (zaaknaam) dat weggelaten is, of wordt gebruikt bij woorden en uitdrukkingen die hoeveelheden aangeven〉 er(van)♦voorbeelden:il prit un bâton et l'en frappa • hij pakte een stok en sloeg hem ermeeje lui en parlerai • ik zal er met hem over pratenje suis reçu au baccalauréat et j'en suis fier • ik ben voor het eindexamen (middelbare school) geslaagd en ik ben er trots opil en tirera un joli bénéfice • hij zal daar een aardig slaatje uit slaan2 combien de livres avez-vous? j'en ai plusieurs • hoeveel boeken heeft u? ik heb er verscheideneavez-vous des timbres postes? non, je n'en ai plus • heeft u ook postzegels? nee, ik heb er geen meerj'en ai • ik heb er watje n'en ai pas • ik heb er geenvoilà des fruits, prenez-en quelques-uns • hier is fruit, neem er wat van3 j'ai un coffre-fort mais j'en ai perdu la clef • ik heb een brandkast maar ik heb de sleutel ervan verloren————————en2 [ã]〈 bijwoord〉4 〈 wordt niet vertaald〉♦voorbeelden:1 elle en sort • zij komt eruit, zij komt er vandaans'en retourner • rechtsomkeert maken, teruggaanils en sont venus aux mains • ze zijn slaags geraakt————————en3 [ã]〈 voorzetsel〉1 〈 voor namen van landen, landstreken, tijd, hoedanigheid〉in ⇒ te, tijdens, per, bij 〈 blijft soms ook onvertaald〉7 aan♦voorbeelden:en mon absence • in, tijdens mijn afwezigheidteneur en alcool • alcoholgehalteen automne • in de herfstcompte en banque • bankrekeningen classe • in de klas, op schooltélévision en couleur • kleurentelevisieen croix • gekruistdocteur en droit • meester in de rechtenarbres en fleurs • bomen in bloeien France • in Frankrijken dix minutes • in tien minutenpromenade en vélo • fietstochtje, een eindje om per fietsen général • in het algemeenaller en ville • de stad ingaan, naar de stad gaanaller en voiture • per auto gaanêtre fort en mathématiques • goed in wiskunde zijnpeindre qc. en bleu • iets blauw verventraduire un texte en allemand • een tekst in het Duits vertalenil y a en lui qc. de mystérieux • hij heeft iets geheimzinnigsen moi-même, je pensais … • ik dacht bij mezelf …cela ne me concerne en rien • dat gaat mij niets aancela fait en tout deux cents francs • dat is dan in het totaal tweehonderd frankfaire les choses en grand • de zaken groots aanpakkense déguiser en arlequin • zich als clown vermommenen cercle • cirkelvormigparler en connaisseur • als een kenner pratenen ce moment • op dit ogenbliken ce monde • op deze werelden sabots • op klompenen Sicile • op Siciliëêtre en voyage • op reis zijnen arrière • naar achterenen avant • naar vorenen entrant il dit bonjour • bij het binnenkomen groette hijpauvre en matières premières • arm aan grondstoffen1. proner(van), erover, erop, etc.2. adv1) ervandaan, eruit2) daarom, erom, erdoor3) op weg3. prép1) in, te, tijdens, per, bij, naar [landen]2) als, -vormig [eigenschap]3) op [plaats, tijd]4) bij het5) tot [begin-, eindpunt]6) aan7) van [materiaal]8) over [tijd] -
15 guidon
-
16 hirondelle
-
17 monture
-
18 porte-bagages
porte-bagages [portbaagaazĵ]〈m.〉mbagagedrager, bagagerek -
19 raccord
raccord [raakor]〈m.〉1 verbinding(sstuk) ⇒ las, overgang, koppeling, aansluiting, overloop, nippel♦voorbeelden:m -
20 selle
См. также в других словарях:
Fiets — Fiets(Fietz)n Fahrrad.Übernommenausgleichbedndl»fiets«.Sold1939ff … Wörterbuch der deutschen Umgangssprache
fiets — baysigri … Woordenlijst Sranan
Grammaire Néerlandaise — le contexte de l article peut être trouvé dans les articles suivants : Grammaire et Néerlandais. Sommaire 1 Morphologie 1.1 Le déterminant 1.2 L article 1.2.1 … Wikipédia en Français
Grammaire neerlandaise — Grammaire néerlandaise le contexte de l article peut être trouvé dans les articles suivants : Grammaire et Néerlandais. Sommaire 1 Morphologie 1.1 Le déterminant 1.2 L article 1.2.1 … Wikipédia en Français
Grammaire néerlandaise — le contexte de l article peut être trouvé dans les articles suivants : Grammaire et Néerlandais. Sommaire 1 Morphologie 1.1 Le déterminant 1.2 L article 1.2.1 Het ou … Wikipédia en Français
His genitive — The his genitive was a linguistic phenomenon in the syntax of the English language. The orthographic practice developed of marking the genitive case by inserting the word his between the possessor noun, especially where it ended in s , and the… … Wikipedia
Bike-sharing — Vélopartage Citybike à Helsinki … Wikipédia en Français
Bike sharing — Vélopartage Citybike à Helsinki … Wikipédia en Français
Bycyklen — Vélopartage Citybike à Helsinki … Wikipédia en Français
Call-a-bike — Vélopartage Citybike à Helsinki … Wikipédia en Français
Call a Bike — Vélopartage Citybike à Helsinki … Wikipédia en Français