-
1 familiekring
♦voorbeelden:in familiekring • dans la plus stricte intimité -
2 familiekring
1 family/domestic circle -
3 familiekring
-
4 familiekring
n. family circle, members of a family -
5 in de enge familiekring
in de enge familiekring -
6 in de familiekring
in de familiekring -
7 in familiekring
in familiekring -
8 in de enge familiekring
in de enge familiekringVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > in de enge familiekring
-
9 family circle
-
10 семейный круг
adjgener. familiekring -
11 private celebration
-
12 private
adj. privé; van zichzelf, persoonlijk--------n. geheim; soldaatprivate1[ prajvət] 〈zelfstandig naamwoord; voornamelijk Private〉————————private2〈 privateness〉♦voorbeelden:private hotel • familiehotelshe's a very private kind of person • ze is erg op zichzelfkeep private • binnenskamers houdenin private • in het geheimII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉1 particulier ⇒ niet openbaar/publiek♦voorbeelden:private life • privélevenprivate property • privé/particulier eigendomprivate school • particuliere schoolprivate detective • privédetectiveprivate means • inkomsten anders dan uit loonprivate soldier • gewoon soldaatprivate view • persoonlijke mening -
13 within the family
-
14 within
adv. binnen, binnenin; van binnenuit; naar binnen--------n. binnenkant, in--------prep. binnen; inwithin1[ wiðin] 〈bijwoord; plaatsaanduidend〉♦voorbeelden:he was fuming within • inwendig kookte hij van woedeinquire within • binnen te bevragen————————within2〈 voorzetsel〉♦voorbeelden:within the organization • binnen de organisatiestay within one's limits • binnen de grenzen van zijn mogelijkheden blijvenwithin ones's reach • binnen zijn bereikwithin sight • in zichtwithin the time it takes to • binnen de tijd die nodig is om tewithin a few years • binnen een tijdspanne van enkele jaren -
15 in the family circle
in de familiekring -
16 within the family circle
in de familiekring (in de aanwezigheid van familie leden) -
17 accepter
accepter [aakseptee]〈 werkwoord〉2 aanvaarden ⇒ berusten in, zich neerleggen bij3 toestemmen in ⇒ inwilligen, goedkeuren♦voorbeelden:accepter qn. dans le cercle familial • iemand in de familiekring opnemenv1) aannemen, accepteren2) aanvaarden, zich neerleggen (bij)3) toestemmen (in), goedkeuren -
18 intimité
intimité [ẽtiemietee]〈v.〉1 intimiteit ⇒ vertrouwelijkheid, familiariteit2 privéleven ⇒ privacy, huiselijke kring♦voorbeelden:f2) privéleven3) gezelligheid -
19 sein
sein [sẽ]〈m.〉♦voorbeelden:nourrir au sein • borstvoeding geven aan3 le sein de l'Eglise, de la terre • de schoot der kerk, der aardeau sein de • te midden van, midden in; in het kader vanau sein de la famille • in de familiekringm1) borst2) boezem3) hart, binnenste -
20 accepter qn. dans le cercle familial
accepter qn. dans le cercle familialDictionnaire français-néerlandais > accepter qn. dans le cercle familial
- 1
- 2