-
1 facet
facetvlakvlakje -
2 facet
n. facet, kant; oppervlak--------v. scherp maken, randen maken, slijpen[ fæsit] -
3 facet representation
facetrepresentatie -
4 triangular facet
driehoekig facetdriehoekig vlakje -
5 facette
-
6 аспект
aspect, standpunt, facet, perspectief -
7 грань
grens, rand ; facet, kant -
8 аспект
-
9 грань
-
10 фацет
neng. facet -
11 aspect
-
12 phase
n. stadium; deel; periode; fase--------v. faseren; (geleidelijk) invoerenphase1[ feez] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 fase ⇒ stadium, tijdperk♦voorbeelden:the most productive phase in the author's life • de meest productieve periode in het leven van de auteurhe's just going through a phase • het is maar een bevliegingout of phase • niet in fase, ongelijkfasig————————phase2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:a well-phased programme • een goed gedoseerd programma -
13 face
face [faas]〈v.〉3 uiterlijk ⇒ aanzien, aanblik, gedaante, aspect4 beeldenaar ⇒ kruis, beeldzijde♦voorbeelden:face d'oeuf! • domkop!〈 vulgair〉 face de rat! • rotkop!perdre la face • gezichtsverlies lijdensauver la face • zijn gezicht reddenface à • met uitzicht opfaire face à ses engagements • zijn verplichtingen nakomenla mairie devait faire face à des obligations écrasantes • de gemeente zag zich geplaatst voor loodzware lastenface à face • tegenover (elkaar)se trouver face à face avec qn. • oog in oog met iemand staancracher à la face de qn. • iemand in het gezicht spuwen 〈 figuurlijk〉; iemand van zijn minachting doen blijkenproclamer à la face de l'univers • ten overstaan van de gehele wereld verkondigende face • van vorenune place de face dans le train • een zitplaats in de trein waarbij men vooruit rijdtportrait de face • portret en faceavoir le vent de face • de wind tegen hebbenen face de cela • daartegenoverla maison d'en face • het huis aan de overkant van de straatle voisin d'en face • de overbuurmanaller en face • naar de overkant gaandire qc. à qn. en face • iemand iets recht in zijn gezicht zeggenregarder qn. en face • iemand recht in het gezicht kijkenregarder le péril en face • het gevaar zonder vrees tegemoet zienvoir les choses en face • de werkelijkheid onder ogen zienexaminer qc. sous toutes ses faces • iets grondig bekijken→ pilef1) gezicht2) kant, zijde3) facet, aspect4) kruis, beeldzijde -
14 Facette
-
15 Netzauge
См. также в других словарях:
FACET — is the acronym for the Faculty Colloquium on Excellence in Teaching, a program designed to recognize, support, and enhance outstanding teaching on the eight campuses of Indiana University.External links*… … Wikipedia
Facet — Fac et, n. [F. facette, dim. of face face. See {Face}.] 1. A little face; a small, plane surface; as, the facets of a diamond. [Written also {facette}.] [1913 Webster] 2. (Anat.) A smooth circumscribed surface; as, the articular facet of a bone.… … The Collaborative International Dictionary of English
Facet — Fac et, v. t. [imp. & p. p. {Faceted}; p. pr. & vb. n. {Faceting}.] To cut facets or small faces upon; as, to facet a diamond. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
facet — index aspect, complexion, phase (aspect), side Burton s Legal Thesaurus. William C. Burton. 2006 … Law dictionary
facet — 1620s, from Fr. facette (12c., O.Fr. facete), dim. of face (see FACE (Cf. face)). The diamond cutting sense is the original one. Related: Faceted; facets … Etymology dictionary
facet — aspect, side, angle, *phase … New Dictionary of Synonyms
facet — [n] surface; aspect angle, appearance, character, face, feature, front, hand, level, obverse, part, phase, plane, side, slant, switch, twist; concept 835 … New thesaurus
facet — {{/stl 13}}{{stl 8}}rz. mos I, Mc. facetecie; lm M. faceteci, pot. {{/stl 8}}{{stl 7}} mężczyzna; osobnik, gość : {{/stl 7}}{{stl 10}}Spotkać jakiegoś faceta. <łac.> {{/stl 10}} … Langenscheidt Polski wyjaśnień
facet — ► NOUN 1) one side of something many sided, especially of a cut gem. 2) an aspect: different facets of the truth. DERIVATIVES faceted adjective. ORIGIN French facette little face … English terms dictionary
facet — [fas′it] n. [Fr facette, dim. of face, FACE] 1. any of the small, polished plane surfaces of a cut gem: see GEM 2. any of a number of sides or aspects, as of a personality 3. Anat. any small, smooth surface on a bone or other hard part 4. Archit … English World dictionary
Facet — Facets are flat faces on geometric shapes. The organization of naturally occurring facets was key to early developments in crystallography, since they reflect the underlying symmetry of the crystal structure. Gemstones commonly have facets cut… … Wikipedia