-
1 excitement
-
2 excitement brings him out in a rash
excitement brings him out in a rashals hij opgewonden is, krijgt hij uitslagEnglish-Dutch dictionary > excitement brings him out in a rash
-
3 ablaze with excitement
ablaze with excitement -
4 agog with excitement
agog with excitementin beroering, opgewonden -
5 cackles of excitement
-
6 in a flurry of excitement
-
7 the crowd buzzed with excitement
the crowd buzzed with excitement -
8 there was an air of excitement
-
9 great excitement
grote opwinding -
10 ablaze
-
11 agog
-
12 air
n. lucht; wind; sfeer; gevoelsuitdrukking; van muziekspelen--------v. luchten; waaienair1[ eə]1 voorkomen ⇒ sfeer, aanzicht♦voorbeelden:have an air of gentility/loneliness • een deftige/eenzame indruk maken2 airs and graces • aanstellerij, kouwe druktegive oneself/put on airs • zich aanstellen, indruk proberen te maken1 lucht ⇒ atmosfeer, dampkring2 lucht ⇒ luchtruim, hemel♦voorbeelden:get some (fresh) air • een frisse neus halenin the open air • in (de) open luchtthe plane has just taken the air • het vliegtuig is zojuist opgestegenby air • met het vliegtuig, per luchtpost3 be/go on the air • in de ether zijn/gaan, uitzenden, uitgezonden wordenthe prime minister went on the air • de eerste minister hield een radio/tv-toespraakover the air • per radiolive on air • van de lucht leven, nauwelijks iets etentread/walk on air • in de wolken/de zevende hemel zijnrumours are in the air • het gerucht doet de rondemy plans are still (up) in the air • mijn plannen staan nog niet vasthe was left in the air • hij werd in het ongewisse gelatenshe was up in the air about it • ze was er erg opgewonden door————————air21 drogen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 bekendmaken ⇒ luchten, ventileren♦voorbeelden:3 air one's grievances/ideas • uiting geven aan zijn klachten/ideeën -
13 bring out
uiten; bekend maken; tonenbring out3 duidelijk doen uitkomen ⇒ releveren, expliciteren4 vrijer laten spreken/handelen ⇒ doen loskomen, ontdooien5 het werk laten neerleggen ⇒ doen staken, in staking laten gaan♦voorbeelden:5 the shop-stewards brought out the steelworkers • de vakbondsvertegenwoordigers hebben de metaalarbeiders het werk laten neerleggen¶ excitement brings him out in a rash • als hij opgewonden is, krijgt hij uitslag -
14 buzz
n. gezoem; telefoonbel--------v. zoemen; gistenbuzz1[ buz] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 brom/gons/zoemgeluid ⇒ gebrom, gezoem; geroezemoes♦voorbeelden:————————buzz21 zoemen ⇒ brommen, gonzen; roezemoezen♦voorbeelden:the crowd buzzed with excitement • een opgewonden geroezemoes klonk op uit de menigte〈voornamelijk Brits-Engels; slang〉 buzz off • 'm smeren, aftaaienbuzz off! • wegwezen!, donder op!II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 laten brommen/gonzen/zoemen/snorren♦voorbeelden: -
15 cackle
n. gekakel; luid gelach; geklets--------v. kakelen, leuteren; luid lachen; kletsencackle1[ kækl]♦voorbeelden:♦voorbeelden:————————cackle2〈 werkwoord〉 -
16 flurry
n. vlaag, windstoot; opwinding, verwarring, beroering--------v. zenuwachtig maken, agiteren, jachten; in de war brengenflurry1[ flurrie] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: flurries〉2 opwinding ⇒ verwarring, beroering♦voorbeelden:1 flurries of snow • sneeuwvlagen/buienin a flurry of excitement • in een vlaag van opwinding————————flurry2〈werkwoord; flurried〉♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
Excitement — Ex*cite ment . [Cf. OF. excitement, escitement.] 1. The act of exciting, or the state of being roused into action, or of having increased action; impulsion; agitation; as, an excitement of the people. [1913 Webster] 2. That which excites or… … The Collaborative International Dictionary of English
excitement — index ardor, commotion, furor, interest (concern), passion, provocation, turmoil Burton s Legal Thesaurus … Law dictionary
excitement — early 15c., encouragement; c.1600, something that tends to excite, from EXCITE (Cf. excite) + MENT (Cf. ment). Meaning condition of mental and emotional agitation is from 1846 … Etymology dictionary
excitement — [n] enthusiasm; incitement action, activity, ado, adventure, agitation, animation, bother, buzz*, commotion, confusion, discomposure, disturbance, dither*, drama, elation, emotion, excitation, feeling, ferment, fever, flurry, frenzy, furor, fuss … New thesaurus
excitement — ► NOUN 1) a feeling of great enthusiasm and eagerness. 2) something that arouses such a feeling. 3) sexual arousal … English terms dictionary
excitement — [ek sīt′mənt, iksīt′mənt] n. [ME < OFr] 1. an exciting or being excited; agitation 2. something that excites … English World dictionary
excitement — noun ADJECTIVE ▪ considerable, extreme, great, high, intense, tremendous ▪ breathless, feverish, giddy (esp. AmE) … Collocations dictionary
excitement — ex|cite|ment W3S3 [ıkˈsaıtmənt] n 1.) [U] the feeling of being excited ▪ The news caused great excitement among scientists. ▪ sexual excitement excitement of ▪ the excitement of becoming a parent excitement at ▪ children filled with excitement at … Dictionary of contemporary English
excitement — n. 1) to arouse, create, stir up excitement 2) to feel excitement 3) considerable, great, intense; mounting excitement 4) excitement builds (to a climax); mounts 5) excitement about, at, over * * * [ɪk saɪtmənt] at create great intense … Combinatory dictionary
excitement — noun 1 (U) the feeling of being excited: squeals of excitement (+ of): The new job held none of the excitement of her career in the police. (+ at): their excitement at the discovery | The news that Ms Street had eloped with Jean caused great… … Longman dictionary of contemporary English
excitement */*/ — UK [ɪkˈsaɪtmənt] / US noun Word forms excitement : singular excitement plural excitements 1) [uncountable] the feeling of being excited The long wait only added to our excitement. There was great excitement amongst the crowd as they waited for… … English dictionary