-
21 dead
adj. dood; levenloos, gevoelloos; absoluut; pal; dode; holst--------adv. compleet, totaal; zeker; (Slang) extreem, heel (Bv. "Our vacation in the Bahamas was dead good")--------n. dood; ten midden (van), in de kern (van)dead1[ ded] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 hoogte/dieptepunt♦voorbeelden:the dead of winter • hartje winter————————dead2〈 deadness〉1 dood ⇒ overleden, gestorven3 onwerkzaam ⇒ leeg, uit, op♦voorbeelden:leave for dead • voor dood achterlatenthe dead • de dode(n)raise from the dead • uit de dood wekkenrise from the dead • uit de dood opstaandead coal • dove/ 〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉dead flame • uitgedoofde vlamdead match • afgebrande luciferthe radio is dead • de radio is uitgevallen/doet het niet (meer)cut out (the) dead wood • ontdoen/verwijderen van ballast/overbodige franje¶ dead as a doornail/as mutton • morsdood, zo dood als een pier〈 slang〉 dead duck • mislukk(el)ing, verliezerdead end • doodlopende straat; impasse, dood puntcome to a dead end • op niets uitlopen〈 sport〉 dead heat • gedeelde eerste (tweede enz.) plaatsbeat/flog a dead horse • oude koeien uit de sloot halenstep into a dead man's shoes • iemand opvolgenwait for a dead man's shoes • op iemands bezit/erfenis/baantje azen〈 informeel〉 dead from the neck up • hersenloos, stompzinnigdead nettle • dovenetelQueen Anne is dead • (dat is) oud nieuwsdead weight • dood gewicht, dode last; 〈 techniek, technologie〉deadweight, draagvermogen, eigen gewicht; 〈 figuurlijk〉 ongedekte schuldgo dead • vastlopen, niet verder kunnen; 〈 figuurlijk〉 opgeven; verbroken worden, uitvallen 〈 van verbinding〉〈 informeel〉 I wouldn't be seen dead in that dress/in there • voor geen geld/goud zou ik me in die jurk/daar vertonenI'll see you dead first • over mijn lijkII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉2 volkomen ⇒ absoluut, compleet♦voorbeelden:in dead earnest • doodernstigdead silence • doodse stilteon a dead level • precies naast elkaar¶ the dead spit of (his father) • het evenbeeld van/precies (zijn vader)————————dead3〈 bijwoord〉2 pal ⇒ vlak, onmiddellijk♦voorbeelden:dead certain • honderd procent zekerdead drunk • stomdronkendead easy • doodsimpelbe dead right • groot gelijk hebbendead slow • met een slakkengangdead straight • kaarsrechtstop dead • stokstijf blijven staandead tired/exhausted • doodop, bekaf2 dead ahead of you • pal/vlak voor je (uit) -
22 definite
adj. bepaald, absoluut, duidelijk; beslissend, verzekerd[ def(i)nit]1 welomlijnd ⇒ scherp begrensd, exact♦voorbeelden: -
23 direct
adj. rechtstreeks, direct; onmiddellijk; openhartig--------adv. rechtstreeks, duidelijk; op een onomwonden manier, op openhartige wijze--------v. instruëren, toelichten, aanduiden; toezien, kontroleren, inspekteren; kommanderendirect1[ dirrekt, daj-]1 direct ⇒ rechtstreeks, onmiddellijk, openhartig♦voorbeelden:direct contact • rechtstreeks contactbe a direct descendant • in een rechte lijn van iemand afstammendirect drive • directe aandrijvingdirect evidence • bewijs uit de eerste handa direct flight • een rechtstreekse vluchta direct hit • een voltrefferthe direct road • de kortste wegdirect taxes • directe belastingenbe direct • er geen doekjes om winden〈 Brits-Engels〉 direct grant • rijkssubsidie 〈 voor scholen in tegenstelling tot subsidie van plaatselijke overheid〉direct mail • direct mail, postreclame 〈 (persoonlijk gerichte) reclame via de brievenbus〉II 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉1 absoluut ⇒ exact, precies♦voorbeelden:————————direct21 het bevel voeren ⇒ aanwijzingen geven, opdracht geven2 richten3 de weg wijzen ⇒ leiden, gidsen4 bestemmen ⇒ toewijzen, aanwijzen5 leiden ⇒ de leiding hebben over, besturen♦voorbeelden:he directed a blow at his brother • hij sloeg naar zijn broerhis remarks were directed at all of us • zijn opmerkingen waren voor ons allemaal bedoeld3 would you direct me to the town hall? • zou u mij kunnen zeggen hoe ik bij het stadhuis moet komen?————————direct3〈 bijwoord〉♦voorbeelden:she came direct to Paris • ze kwam rechtstreeks naar Parijs -
24 flat
adj. plat, vlak; vierkant; standaard; verschaald; mat; te laag; flat, etage; mol--------adv. plat; compleet; zeker; precies; zonder rente--------n. flat, woning; een plat voorwerp; oppervlak; vlakte; platte band, beland; mineur (in muziek)flat1[ flæt] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 flat ⇒ etage, appartement3 platte kant ⇒ vlak, hand(palm)4 〈 voornamelijk Amerikaans-Engels〉lekke/lege band♦voorbeelden:————————flat2〈flatter; flatness〉♦voorbeelden:¶ be in/go into a flat spin • in de war/opgewonden zijn/rakenII 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉♦voorbeelden:1 fall flat • mislukken, geen effect oogsten1 rond ⇒ op de kop af, exact♦voorbeelden:————————flat3〈 bijwoord〉1 plat ⇒ vlak, uitgestrekt♦voorbeelden: -
25 mathematical
adj. wiskundig[ mæθimætikl]♦voorbeelden: -
26 pat
adj. passend--------adv. onmiddelijk; is niet uitstelbaar--------n. klopje--------v. tikken op, (zachtjes) kloppen oppat1[ pæt] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 klopje♦voorbeelden:give oneself a pat on the back • zichzelf feliciteren————————pat21 passend3 paraat♦voorbeelden:————————pat3〈 patted〉1 tikkenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 tikken op ⇒ (zachtjes) kloppen op, aaien♦voorbeelden:————————pat4〈 bijwoord〉♦voorbeelden:3 have/know something (off) pat • iets uit het hoofd/op zijn duimpje kennen -
27 scientific
adj. wetenschappelijk; van de wetenschap; metodisch; exact, precies[ sajjəntiffik] 〈 scientifically〉♦voorbeelden: -
28 tender
adj. gevoelig--------n. tender, kolenwagen (v. locomotief); aanbieding, offerte; inschrijvingsbiljet, betaalmiddel--------v. aanbieden; indienen; betuigen; inschrijven optender1[ tendə] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:→ legal legal/————————tender2〈 tenderness〉3 broos ⇒ breekbaar, teer4 liefhebbend ⇒ aardig, vriendelijk, teder♦voorbeelden:II 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉1 jong ⇒ onbedorven, onervaren♦voorbeelden:————————tender3♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:tender one's resignation • zijn ontslag indienen
- 1
- 2
См. также в других словарях:
exact — exact … Dictionnaire des rimes
exact — exact, exacte [ ɛgza(kt), ɛgzakt ] adj. • XVIe; lat. exactus « poussé jusqu au bout, accompli », de exigere « achever » I ♦ 1 ♦ Vx ou littér. Qui est fait avec soin, en observant les règles prescrites, les normes. ⇒ minutieux, rigoureux,… … Encyclopédie Universelle
exact — EXÁCT, Ă, exacţi, te, adj., adv. I. adj. 1. Care este conform cu realitatea, care este în deplină concordanţă cu adevărul. ♢ Ştiinţe exacte = ştiinţe în care formulările se pot prezenta în formă matematică. ♦ Care reproduce întocmai un model,… … Dicționar Român
Exact — Ex*act , a. [L. exactus precise, accurate, p. p. of exigere to drive out, to demand, enforce, finish, determine, measure; ex out + agere to drive; cf. F. exact. See {Agent}, {Act}.] 1. Precisely agreeing with a standard, a fact, or the truth;… … The Collaborative International Dictionary of English
exact — ex‧act [ɪgˈzækt] verb [transitive] formal to demand and get something from someone, especially using forceful methods: • My client is only claiming the return of taxes exacted under an unlawful demand. exaction noun [uncountable] : • The company… … Financial and business terms
exact — exact, acte (é gza, ou, suivant la prononciation la plus commune, è gzakt, c et t sonnant, gzak t . Il y a des divergences pour la prononciation du masculin : plusieurs disent è gza, ne faisant pas plus sonner ct que dans respect ; Richelet note… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
exact — Exact, [ex]acte. adj. Regulier, ponctuel, soigneux, qui observe ponctuellement tout ce qu il faut jusqu aux moindres choses dans ce qu il fait, dans ce qu il dit. Il est fort exact. autheur exact. vous n estes pas assez exact. il faut estre exact … Dictionnaire de l'Académie française
Exact — Ex*act , v. t. [imp. & p. p. {Exacted}; p. pr. & vb. n. {Exacting}.] [From L. exactus, p. p. of exigere; or fr. LL. exactare: cf. OF. exacter. See {Exact}, a.] To demand or require authoritatively or peremptorily, as a right; to enforce the… … The Collaborative International Dictionary of English
exact — [eg zakt′, igzakt′] adj. [L exactus < pp. of exigere, to drive out, measure, determine < ex , out + agere, to do: see ACT1] 1. characterized by, requiring, or capable of accuracy of detail; very accurate; methodical; correct [an exact… … English World dictionary
exact — I adjective accurate, admitting of no deviation, allowing no departure from the standard, careful, clear cut, close, correct, defined, detailed, diligens, exactus, explicit, express, faithful, literal, meticulous, minute, particular, plain,… … Law dictionary
exact — [adj1] accurate, precise bull’s eye*, careful, clear, clear cut, correct, dead on*, definite, distinct, downright, explicit, express, faithful, faultless, identical, literal, methodical, nailed down*, nice, on target*, on the button*, on the… … New thesaurus