-
1 snatch of sleep
dutje, lichte slaap -
2 shut-eye
-
3 doze
n. sluimering, dutje--------v. sluimerendoze1[ dooz] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————doze21 sluimeren ⇒ dutten, soezen♦voorbeelden:1 doze off • indutten, in slaap sukkelenII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
4 kip
n. dutje (slang); slaapplaats, bed; eenvoudig logement; maffen (slang)--------v. maffen; gaan maffen; gaan slapenkip11 slaapplaats ⇒ logement, bed————————kip2〈werkwoord; kipped〉 〈Brits-Engels; informeel〉 -
5 snooze
-
6 beauty sleep
-
7 catnap
n. hazeslaapje, tukje--------v. hazenslaap, een lichte slaap hebbencatnap〈 informeel〉1 hazenslaapje ⇒ dutje, tukje -
8 forty winks
-
9 have a bit of shut-eye
-
10 lie-down
-
11 nap
netwerk uitwisselingspunt op grote schaal voorzien van schakelfaciliteiten en dienstbaar is als connectiepunt tussen twee InternetgebruikersNAP (network access point)nap1[ næp] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————nap2〈 napped〉1 dutten ⇒ doezelen, dommelen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
12 postprandial nap
-
13 postprandial
adj. na de maaltijd[ poos(t)prændiəl] 〈formeel; voornamelijk schertsend〉♦voorbeelden: -
14 wink
n. knipoogje; knippering; het knipperen; oogopslag; richting aangeven met knipperlicht--------v. knipogen; knipperen; glinsteren; aangeven; richting aangeven; zich niets aantrekken van ietswink1[ wingk] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:forty winks • dutje→ nod nod/————————wink21 knipogen♦voorbeelden:♦voorbeelden: -
15 zizz
♦voorbeelden: -
16 dozing off
een dutje doen,in slaap sukkelen -
17 kip down
v. naar bed gaan, gaan slapen, naar bed gaan om te slapen, een dutje gaan doen -
18 napper
n. Iemand die een dutje doet; doezelaar -
19 sleepiness
n. slaap; dutje -
20 take a nap
een dutje doen
См. также в других словарях:
Dutje — friesische Kurzform von Namen mit »Diet« (Bedeutung: Volk) … Deutsch namen