-
1 snatch
n. ruk, greep, roof; brok, stukje, fragment; kut; poging om te grijpen naar, poging om aan te grijpen--------v. grijpen naar; (dadelijk) aangrijpen; wegrukken, weggrijpen; stelen; oppakkensnatch1[ snætsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 brok ⇒ stuk, fragment♦voorbeelden:a snatch of sleep • een hazenslaapjesleep in snatches • met tussenpozen slapenwork in snatches • met vlagen werken————————snatch2♦voorbeelden:————————snatch31 rukken♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:snatch a kiss • een kus stelensnatch a meal • vlug iets etensnatch away • wegrukken/pakkensnatch off • afrukken; uitrukken/gooiensnatch up • oppakkenbe snatched from death • aan de dood ontrukt wordenshe snatched the letter out of my hand • ze rukte de brief uit mijn hand -
2 I'll ring you back in a minute
I'll ring you back in a minute -
3 ado
(computers) administratief beheer van Microsoft dat snelle toegang naar verschillende soorten gegevensverzamelingen mogelijk maakt, operationeel gegevensobjectADO (ActiveX Data Object)[ ədoe:]♦voorbeelden:1 without more/further ado • zonder omhaal, meteen, dadelijkmuch ado about nothing • een hoop koude drukte (om niks) -
4 at present
-
5 at the (very) outset
at the (very) outset(al dadelijk) bij/in het begin -
6 directly
-
7 in a minute
-
8 instantly
-
9 minute
adj. miniem, onbeduidend; minutieus, gedetailleerd--------adj. minuten-; in een minuut gebeurend; gedurende klein moment--------n. minuut,; moment; lijst, protocol--------v. protocol noterenminute1[ minnit] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:I won't be a minute • ik ben zo klaar〈 informeel〉 just a minute! • moment!in a minute • zo dadelijkthe minute (that) I saw him • zodra ik hem zag————————minute2[ majnjoe:t] 〈bijvoeglijk naamwoord; minuteness〉♦voorbeelden:————————minute3[ minnit] 〈 werkwoord〉2 noteren -
10 morrow
n. vanmorgen; morgen, het morgen[ morroo]♦voorbeelden: -
11 on the morrow of their triumph
on the morrow of their triumph -
12 outset
n. begin; opening; ten eerste[ autset] 〈 the〉♦voorbeelden:1 at the (very) outset • (al dadelijk) bij/in het beginfrom the (very) outset • van meet af aan -
13 presently
adv. momenteel; op dit moment; nu, hedendaags[ prezntlie] -
14 readily
-
15 ring
n. bel; ring; cirkel; kring; geluid; piste--------v. bellen, telefoneren; omsingelen, omringenring1[ ring]1 ring ⇒ kring; piste, arena♦voorbeelden:her offer has a suspicious ring • er zit een luchtje aan haar aanbodII 〈niet-telbaar zelfstandig naamwoord; the〉1 het boksen ⇒ bokswereld, ring2 circus ⇒ circuswereld, piste♦voorbeelden:————————ring2〈 werkwoord〉————————ring32 bellen ⇒ de klok luiden, aanbellen♦voorbeelden:1 ring true • oprecht/gemeend ken→ ring up ring up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 doen/laten rinkelen ⇒ luiden♦voorbeelden:→ ring up ring up/ -
16 snatch at
-
17 then and there
-
18 then
adj. dan--------adv. toen; vervolgens, dan--------n. wanneer, op dat tijdstipthen1♦voorbeelden:————————then2〈 bijwoord〉1 toen ⇒ op dat ogenblik/moment, destijds2 dan ⇒ (onmiddellijk) daarna, verder♦voorbeelden:1 then this, then that • nu dit, dan weer datbefore then • voor die tijdby then • dan, toen, ondertussentill then • tot dan, voor het zover isnot till then • eerst dan, pas van dan afhe was still king then • hij was in die tijd nog steeds koningthen there are the children to look after • (en) dan zijn er nog de kinderen voor wie gezorgd moet worden3 why did you go then? • waarom ben je dan gegaan?¶ then and there • onmiddellijk, dadelijk(but) then (again) • maar aan de andere kant, (maar) per slot van rekeningbut then, why did you do it? • maar waarom heb je het dan toch gedaan?→ now now/ -
19 without more/further ado
without more/further adozonder omhaal, meteen, dadelijk -
20 straightaway
adv. zodra, meteen--------n. dadelijk
- 1
- 2
См. также в других словарях:
dadelijk — nownow / wante wante … Woordenlijst Sranan