-
1 creditzijde
-
2 creditzijde
kreditDicionário Português-Holandês e Holandês-Português > creditzijde
-
3 creditzijde
n. credit -
4 creditzijde
vcrédit m -
5 creditzijde
колонка кредита, графа кредита -
6 creditzijde
1) kredit2) heder3) förtjänst -
7 creditzijde
kredit -
8 crédit
crédit [kreedie]〈m.〉2 krediet ⇒ tegoed, lening♦voorbeelden:faire crédit à qn. • iemand krediet gevenà crédit • op afbetaling, op kredietcrédit foncier • grondkrediet8 faire crédit à qn., qc. • vertrouwen in iemand stellen, in iets hebbenjouir d'un grand crédit auprès de qn. • een groot gezag bij iemand hebbenm2) kredietbank3) creditzijde, tegoed4) vertrouwen, geloofwaardigheid5) invloed, aanzien -
9 credit
n. krediet, afbetaling; vertrouwen; recht, voorrecht; waardering; eer; in zijn voordeel--------v. geloven; crediterencredit1[ kreddit]♦voorbeelden:1 krediet3 tegoed ⇒ spaarbanktegoed, positief saldo♦voorbeelden:1 unlimited credit • onbeperkt/blanco kredietbuy on credit • op krediet/afbetaling kopen2 eer ⇒ lof, verdienste3 krediet(waardigheid) ⇒ solventie, goede naam♦voorbeelden:do you give credit to that story? • hecht jij enig geloof aan dat verhaal?lend credit to • bevestigen, geloofwaardig maken2 it does you credit, it is to your credit, it reflects credit on you • het siert je, het strekt je tot eerhe took the credit for it • hij ging met de eer strijkenthey have 30 albums to their credit • ze hebben 30 elpees op hun naamIV 〈 meervoud〉————————credit2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:2 credit an amount to someone/to someone's account, credit someone with an amount • iemand voor een bedrag crediteren -
10 kredit
credit [N], creditzijde [M(F)], krediet, tegoed -
11 förtjänst
1) winst2) credit3) krediet4) verdienste5) creditzijde -
12 heder
1) krediet2) creditzijde3) credit4) eren5) huldigen -
13 kredit
1) tegoed2) krediet3) creditzijde4) credit -
14 rekening
♦voorbeelden:een rekening afdoen • régler une factureober, mag ik de rekening? • garçon, l'addition s'il vous plaîtiemand de rekening (voor iets) presenteren • demander des comptes à qn.een rekening sturen • envoyer une factureeen rekening voor voldaan tekenen • acquitter une factureeen open rekening • un compte ouverteen rekening openen • ouvrir un comptein rekening brengen • facturerop rekening kopen • acheter à créditop rekening van • sur le compte de〈 figuurlijk〉 iets op iemands rekening schrijven • mettre qc. sur le compte de qn.dat is geheel voor rekening van de schrijver • la responsabilité en revient entièrement à l'auteurrekening houden met iets, iemand • tenir compte de qc., qn.voor uw rekening en verantwoording • à vos risques et périls -
15 crediteren
1 [op vertrouwen leveren/lenen] give credit2 [op de creditzijde boeken] credit3 [als tegoed bijschrijven] credit♦voorbeelden: -
16 rekening
2 [staat met debet- en creditzijde] account4 [+ voor] [op kosten/ter verantwoording van de genoemde] expense♦voorbeelden:te betalen rekeningen • accounts payableeen rekening betalen/voldoen • pay/settle an account/a billte innen rekeningen • accounts receivableober, mag ik de rekening? • waiter, may I have the bill please?een lopende rekening • current accounteen rekening openen (bij een bank) • open an account (at a bank)iemand iets in rekening brengen • charge something to someone, charge someone for somethingop rekening kopen • buy on accountop rekening van • at the expense ofgeld op een rekening hebben/storten • have money in/pay money into an accountdat is voor mijn rekening • I'll get the bill; 〈 figuurlijk〉 I'll take care of that, leave that to mekosten voor zijn rekening nemen • pay the costs, take care of the costs4 voor eigen rekening • at one's own expense, out of one's own pocket; 〈 handel〉 for (their) own accountdat is geheel voor rekening van de schrijver • that is (entirely) the author's viewde VS nemen 35 % van het wereldverbruik van vlees voor hun rekening • the U.S. accounts for 35 % of the world's meat consumptionje moet een beetje rekening houden met je ouders • you should show some consideration for your parentsrekening rijden • pay-as-you-drive〈 figuurlijk〉 een oude rekening vereffenen • pay off an old grudge, settle an old score -
17 sluiten
2 [opbergen, wegsluiten] lock up/away3 [buiten-/uitsluiten] lock out, close off4 [plaatsen zonder tussenruimte] close6 [beëindigen] close, conclude7 [verbieden] close8 [handel] [opmaken] close♦voorbeelden:het raam sluiten • shut/close the windowde winkel/zaak sluiten • 〈 in het bijzonder voorgoed〉 close (the shop) down; 〈 ook 's avonds〉 shut up shopvriendschap sluiten (met) • make friends (with)de rij sluiten • bring up the rear3 [goed geheel vormen] fit4 [afsluiten] lock up5 [ten einde lopen] close6 [als einduitkomst hebben] balance7 [gelijke eindcijfers aan debet- en creditzijde vertonen] balance♦voorbeelden:dinsdagmiddag zijn alle winkels gesloten • it's early closing day on Tuesdaydie redenering sluit niet • that argument doesn't hold (water)de begroting sluitend maken • balance the budgetIII 〈wederkerend werkwoord; zich sluiten〉♦voorbeelden: -
18 Ausgabenseite
-
19 Einnahmeseite
-
20 Habenseite
Страницы
- 1
- 2