-
1 commune
n. commune, woongemeenschap--------v. converseren; een gesprek houden, communicerencommune1[ komjoe:n] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 commune ⇒ leef/woongemeenschap————————commune21 in nauw contact staan ⇒ gevoelens/gedachten uitwisselen, zich één voelen♦voorbeelden:commune with nature • zich één voelen met de natuur -
2 converse
adj. omgekeerde--------n. tegendeel--------v. spreken; een gesprek houdenconverse1[ konvə:s] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————converse2[ konvə:s] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉————————converse31 spreken ⇒ converseren, een gesprek voeren♦voorbeelden: -
3 discourse
n. verhandeling, lezing--------v. gesprek, conversatiediscourse1[ disko:s] 〈 formeel〉1 gesprek ⇒ dialoog, conversatie2 verhandeling ⇒ traktaat, lezing♦voorbeelden:————————discourse21 converseren ⇒ een gesprek voeren, van gedachten wisselen2 〈+(up)on〉een verhandeling schrijven/houden (over) -
4 dissert
v. discussiëren; disputeren; converseren over een onderwerp -
5 dissertate
v. converseren
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский