-
1 confronteren
konfrontáDicionário Português-Holandês e Holandês-Português > confronteren
-
2 konfrontá
confronteren [v]Dicionário Português-Holandês e Holandês-Português > konfrontá
-
3 konfrontá
confronteren [v] -
4 confronter
confronter [kõfrõtee]〈 werkwoord〉♦voorbeelden:v1) confronteren, gelijktijdig verhoren [getuigen]2) vergelijken [teksten] -
5 opposer
opposer [oppoozee]1 tegenoverstellen (ten opzichte van) ⇒ tegenover (elkaar, iets) plaatsen, stellen3 tegenwerpen (tegen) ⇒ inbrengen (tegen), aanvoeren (tegen)♦voorbeelden:match qui oppose deux équipes • wedstrijd waarin twee teams tegen elkaar uitkomenopposer de la résistance • niet meegevenêtre opposé à • tegen (iets) zijn, het niet eens zijn metopposer une résistance aux ordres • tegen de orders ingaan1 zich verzetten (tegen) ⇒ ingaan (tegen), zich kanten (tegen)3 het tegenovergestelde zijn (van) ⇒ staan (tegenover), totaal verschillen (van)4 staan, liggen, hangen (tegenover)♦voorbeelden:s'opposer à qn. • tegen iemand ingaanv(à) -
6 gegenüberstellen
gegenüberstellen♦voorbeelden: -
7 сличать
vgener. verifieren, confronteren, vergelijken -
8 сопоставлять
vgener. confronteren, tegenoverstellen, tegenstellen -
9 сталкиваться
vgener. interfereren, confronteren, stoten, aanstoten, op elkaar inrijden -
10 устраивать очную ставку
vgener. (кому-л.) confronterenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > устраивать очную ставку
-
11 before
adv. van tevoren; eerder, tevoren--------conj. voordat--------prep. voorbefore11 voorop ⇒ vooraan, ervoor2 vroeger ⇒ eerder, vooraf3 in de toekomst ⇒ op komst, voor (ons) liggend♦voorbeelden:2 three weeks before • drie weken geleden/ervoor3 what lies before? • wat staat ons te wachten?————————before2〈 voorzetsel〉3 〈 relatieve waarde of belangrijkheid〉voor … op ⇒ gesteld voor, hoger dan♦voorbeelden:before long • binnenkorta crime before the law • een misdaad volgens de wetput a bill before parliament • een wetsontwerp bij het parlement indienenput the problem before the public • het publiek met het probleem confronterenwhat lies before us • wat de tijd ons brengen zalsomeone before his time • iemand die zijn tijd voor is/wasbefore all else • bovenal————————before3〈 voegwoord〉1 alvorens ⇒ voor, eer♦voorbeelden:1 she will die before she will consent/before consenting • ze zal eerder sterven dan toe te geven/toegeven -
12 confront
v. konfronteren; verifiëren[ kənfrunt]♦voorbeelden:huge problems confront our nation • ons land ziet zich gesteld voor enorme problemenwe want to confront you with new evidence • we willen u nieuw bewijsmateriaal voorleggen -
13 face
n. gezicht--------v. tegenover iemand staan, tot iemand wenden, voor iemand staan, tegenoverstellen, afwachten; dekken; verwijzen; houwenface1[ fees] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 aanzien ⇒ reputatie, goede naam4 〈 benaming voor〉 (belangrijkste) zijde ⇒ oppervlak, bodem 〈 aarde〉; gevel, voorzijde; 〈 techniek, technologie〉 loopvlak, draagvlak; wijzerplaat 〈 klok〉; 〈 mijnwezen〉 pijler, front; kant, wand 〈 berg〉♦voorbeelden:meet someone face to face • iemand onder ogen komenshow one's face • zijn gezicht laten zienbefore one's face • voor iemands ogenshe shut the door in my face • ze gooide de deur (vlak) voor mijn neus dichtin (the) face of • ondanks, tegenoverin the face of, to someone's face • in aanwezigheid vanlaugh in someone's face • iemand in zijn gezicht uitlachenmake/pull faces/a face at someone • een gezicht tegen iemand trekken3 lose (one's) face • zijn gezicht verliezen, afgaansave (one's) face • zijn figuur reddenhave the face to • de brutaliteit hebben omset one's face against something • ergens tegen gekant zijnthrow something in someone's face • iemand iets voor de voeten gooien/verwijtenwipe something off the face of the earth • iets volkomen doen verdwijnenon the face of it • op het eerste gezicht————————face21 uitzien ⇒ het gezicht/de voorkant toekeren, uitzicht hebben♦voorbeelden:face up to the truth • de waarheid onder ogen zien/accepterenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 let's face it, … • laten we wel wezen, …face something out • zich ergens met lef doorheen slaanthe picture facing the title page • de illustratie tegenover het titelblad -
14 get the two sides round the table
get the two sides round the tableEnglish-Dutch dictionary > get the two sides round the table
-
15 get
v. krijgen; halen; bereiken; verkrijgen; pakken; begrijpen; worden; aangestoken worden (met een ziekte); komen; veroorzaken[ get] 〈 got, got, verouderd, behalve in Amerikaans-Engels of in Brits-Engels in vaste verbindingen gotten〉1 (ge)raken ⇒ (ertoe) komen, gaan, bereiken♦voorbeelden:get ready • zich klaarmakenhe's getting to be an old man • hij is een oude man aan het worden〈 Amerikaans-Engels〉 get to do something • erin slagen/ertoe komen iets te doenget done with • afmakenhe never gets to drive the car • hij krijgt nooit de kans om met de auto te rijdenget lost • verdwalen〈 Amerikaans-Engels〉 get lost! • loop naar de maan!get to see someone • iemand te zien krijgenget ahead • vooruitkomen, succes boekenget ahead of • achter zich latenget behind/behindhand • achterop rakenget as far as • komen tot (bij)〈informeel; figuurlijk〉 get nowhere/somewhere • niets/iets bereikenget above oneself • heel wat van zichzelf denkenget abreast of • op gelijke hoogte komen metget among • verzeild raken tussenget at • bereiken, te pakken krijgen, komen aan/achter/bij; 〈 informeel〉 bedoelen; bekritiseren; knoeien met • omkopen; ertussen nemenstop getting at me! • laat me met rust!get at the truth • de waarheid achterhalenthe witness had been got at • de getuige was omgekochtwhat are you getting at? • wat bedoel je daarmee?who are you getting at? • op wie heb je het eigenlijk gemunt?get from • weg raken vanget in contact/touch with • contact opnemen metget into something • ergens in (verzeild) rakenget into the car • in de auto stappenget into debt • schulden makenget into a habit • een gewoonte aankwekenthe alcohol got into his head • de alcohol steeg hem naar het hoofdget into a school • toegelaten worden tot een schoolget into shape • in conditie komenget into a temper • driftig wordenget into trouble • in moeilijkheden gerakenget into the way of things • eraan wennenget into yoga • aan yoga gaan doenwhat's got into you? • wat bezielt je?, wat heb je?get on(to) a subject • bij een onderwerp belanden〈 informeel〉 get on(to) something • lucht krijgen van iets, iets ontdekken〈 informeel〉 get onto someone • iemand te pakken krijgen/contacterenget onto the council • tot raadslid gekozen wordenget on(to) the plane • op het vliegtuig stappenget on(to) one's bike • op zijn fiets stappenget out of something • ergens uitraken, zich ergens uit reddenget out of bed • uit bed komenget out of a habit • een gewoonte ontwennenget out of it! • kom nou!, verkoop geen onzin!get out of (someone's) sight • (uit iemands ogen) verdwijnenget out of the way • uit de weg gaan, plaats makenget round the table • rond de tafel gaan zitten, besprekingen voerenget to • bereiken, kunnen beginnen aan, toekomen aanwhere has he got to? • waar is hij naar toe?get to bed • naar bed gaanget to the point • ter zake komenget to the top (of the ladder/tree) • de top bereikenget to work on time • op tijd op zijn werk komenget to someone • iemand aangrijpen; iemand vervelen, iemand ergeren〈 slang〉 get with it • erbij zijn, alert/aandachtig zijnget going/moving! • vooruit!, begin (nu eindelijk)!get to know someone • iemand leren kennenget to like something • ergens de smaak van te pakken krijgenget talking • een gesprek aanknopenhe got to wondering … • hij begon zich af te vragen …→ get about get about/, get across get across/, get along get along/, get around get around/, get away get away/, get back get back/, get by get by/, get down get down/, get in get in/, get off get off/, get on get on/, get out get out/, get over get over/, get round get round/, get through get through/, get up get up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 bezorgen ⇒ verschaffen, voorzien4 doen geraken ⇒ doen komen/gaan/bereiken; brengen; krijgen; doen5 maken ⇒ doen worden, bereiden, klaarmaken6 nemen ⇒ (op/ont)vangen, grijpen; (binnen)halen7 overhalen ⇒ ertoe/zover krijgen♦voorbeelden:get a blow on the head • een klap op zijn kop krijgenget fame • beroemd wordenget the feel of • de slag te pakken krijgen vanget a glimpse of • vluchtig te zien krijgenget a grip on • de slag te pakken krijgen vanget one's hands on • te pakken krijgenget leave • verlof krijgenget a letter • een brief ontvangenget a look at • te zien krijgenget measles • de mazelen krijgenget one year in prison • tot één jaar gevangenisstraf veroordeeld wordenget possession of • in zijn bezit krijgenget what's coming to one • krijgen wat men verdientget little by something • ergens weinig baat bij vindenget it (hot) • zijn verdiende loon krijgenthe soldier got it in the leg • de soldaat werd aan zijn been gewondwe get nine as the average • onze gemiddelde uitkomst is negenget from/out of • krijgen vanget something out of someone • iets van iemand loskrijgenget something out of something • ergens iets aan hebbenget the best/most/utmost out of • het beste maken van3 get someone some food/a place • iemand te eten/onderdak gevenget something for someone • iemand iets bezorgen, iets voor iemand halen4 get something going • iets op gang krijgen, iets op dreef helpenget someone talking • iemand aan de praat krijgenget something home • iets doen doordringenget together • bijeenbrengen, inzamelenget it together • het klaarspelen, het goed doenget something into one's head • zich iets in het hoofd halenget something into someone's head • iets aan iemand duidelijk makenget something into a room • iets in een kamer binnenkrijgenget oneself into trouble • in moeilijkheden gerakenget someone into trouble • iemand in moeilijkheden brengenget someone out of something • iemand aan iets helpen ontsnappenget something out of one's head/mind • iets uit zijn hoofd zettenget something out of a room • iets een kamer uitkrijgenget the two sides round the table • de twee partijen met elkaar confronterenget something through the door • iets door de deur krijgenget something under control • iets onder controle krijgenlet me get this clear/straight • laat me dit even duidelijk stellenget ready • klaarmakenget the sum right • de juiste uitkomst krijgenI'll just get the dishes done and then … • ik doe nog even de afwas en dan …get one's hair cut • zijn haar laten knippenget something done • iets gedaan krijgenget the six o'clock train • de trein van zes uur nemenget something to eat • een hapje etengo and get your breakfast! • ga maar ontbijten!7 get someone to do something • iemand ertoe krijgen iets te doen, iemand iets laten doenget someone to talk • iemand aan de praat krijgenget someone to understand something • iemand iets aan het verstand brengenas soon as I get time • zodra ik tijd hebget someone (where it hurts) • iemand op de gevoelige plek rakenwhat has got him? • wat bezielt hem?get it? • gesnapt?I don't get it • ik snap er niets vanI don't get you • ik begrijp je nietyou've got it! • je hebt het geraden!¶ get something/someone wrong • iets/iemand verkeerd begrijpen/misverstaan→ get across get across/, get around get around/, get away get away/, get back get back/, get down get down/, get in get in/, get off get off/, get on get on/, get out get out/, get over get over/, get round get round/, get through get through/, get up get up/♦voorbeelden:get excited • zich opwindenget used to • wennen aanget even with someone • het iemand betaald zettenIV 〈 hulpwerkwoord〉1 worden♦voorbeelden:get married • trouwenget wounded • gewond rakenget punished • gestraft worden→ have got have got/ -
16 put the problem before the public
English-Dutch dictionary > put the problem before the public
-
17 enfermer
-
18 présence
présence [preezãs]〈v.〉1 aanwezigheid ⇒ tegenwoordigheid, bijzijn♦voorbeelden:présence d'esprit • tegenwoordigheid van geestfeuille de présence • presentielijstfaire de la présence • van zijn aanwezigheid blijk gevenfuir, éviter la présence de qn. • iemand mijdenen présence • tegenover elkaarêtre en présence de • in aanwezigheid zijn van; tegenover (iets) staanen ma présence • in mijn bijzijnhors de sa présence • in zijn, haar afwezigheidf1) aanwezigheid2) actualiteit3) uitstraling -
19 mettre deux personnes en présence
mettre deux personnes en présenceDictionnaire français-néerlandais > mettre deux personnes en présence
-
20 Konfrontation
Konfrontation〈v.; Konfrontation, Konfrontationen〉♦voorbeelden:1 die Konfrontation des Angeklagten mit dem Zeugen • het confronteren van de verdachte met de getuige
- 1
- 2