-
1 communiceren
-
2 communiceren
1 [in verbinding staan] communicate (with)2 [religie] communicate, receive (Holy) Communion♦voorbeelden: -
3 communiceren
сообщать; передавать; сообщаться; причащаться* * *гл.1) общ. сообщать, сообщаться, передавать2) церк. причащаться -
4 communiceren
kommunizieren -
5 communiceren
v. communicate, exchange information or ideas; transfer, pass along, transmit -
6 communiceren
ww -
7 communiceren
communier -
8 zij communiceren over de mobilofoon
zij communiceren over de mobilofoonVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zij communiceren over de mobilofoon
-
9 onderling communiceren
• to interfaceNederlands-Engels Technisch Woordenboek > onderling communiceren
-
10 communicate
v. verbinding; kommunikatie; kontakt opnemen[ kəmjoe:nikkeet]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 overbrengen ⇒ bekendmaken, doorgeven♦voorbeelden:1 the Chairman didn't communicate his opinions clearly • de voorzitter drukte zich niet duidelijk uitthe radiator communicated heat to the room • de radiator gaf warmte af aan de kamer -
11 intercommunicate
v. onderling contact hebben, communiceren[ - kəmjoe:nikkeet] 〈zelfstandig naamwoord: intercommunication〉1 onderling contact hebben/(onder)houden ⇒ met elkaar communiceren -
12 kommunizieren
-
13 передавать
vgener. overbrengen (привет и т.п.), overdragen, overgeven, overleveren (из поколения в поколение), uitzenden (по радио, по телевидению), vertolken, afgeven, communiceren, doorgeven, mededelen, meedelen, overhandigen, overreiken, reiken, relayeren (по радио), ter hand stellen, transmitteren, voortzeggen (словами), wedergeven (чувства и т.п.), weergeven (чувства и т.п.) -
14 причащаться
vchurch. communiceren -
15 сообщать
vgener. communiceren, openbaren, verluiden, vermelden, (iem., iets) doen weten (что-л., кому-л.), (iets) bekend maken, aangeven, aankondigen, aanmelden, bekendmaken, berichten, bijbrengen (знания), boodschappen, informeren, inlichten, inlichtingen verstrekken, kond doen, kond maken, laten weten, mededelen, meedelen, melden, opgeven, te kennen geven, verwittigen, waarschuwen -
16 сообщаться
vgener. communiceren, verluiden, corresponderen (о комнатах) -
17 DCC
-
18 commune
n. commune, woongemeenschap--------v. converseren; een gesprek houden, communicerencommune1[ komjoe:n] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 commune ⇒ leef/woongemeenschap————————commune21 in nauw contact staan ⇒ gevoelens/gedachten uitwisselen, zich één voelen♦voorbeelden:commune with nature • zich één voelen met de natuur -
19 cosine
-
20 off-line
off-line〈 computer〉
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Немецкий
- Нидерландский
- Русский
- Французский
communiceren
Страницы