-
1 brew
n. brouwsel, aftreksel--------v. bierbrouwen; broeienbrew1[ broe:] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 brouwsel ⇒ bier, aftreksel♦voorbeelden:————————brew23 broeien ⇒ dreigen, op komst zijn♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
2 boil up
boil upzich ontwikkelen, broeien 〈van onheil enz.〉 -
3 boil
n. steenpuist; kookpunt--------v. kokenboil1[ bojl] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:be at the boil • staan te koken————————boil21 (staan te) koken ⇒ het kookpunt bereiken, gekookt worden♦voorbeelden:1 the kettle is boiling • het (thee)water staat op/kooktboiling hot • kokend heetboil away • staan te koken (tot niets overblijft)boil down • inkoken〈 informeel〉 boil down to • neerkomen op (in het kort, in grote lijnen)II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 koken ⇒ aan de kook brengen/houden♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
brühen — Vsw std. alt. (12. Jh.), mhd. brüejen, brüen, mndd. broien, brogen, mndl. broeien Stammwort. Aus vd. * brō(w) ja Vsw. brühen . Das Wort gehört sicher zu der unter brauen behandelten Sippe ig. * bherw /bhreu wallen, sieden , entweder als… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
brüten — Vsw std. (8. Jh.), mhd. brüeten, ahd. bruoten Stammwort. Aus wg. * brōd ja Vsw. brüten, wärmen , auch in ae. brēdan; vermutlich Kausativ zu * brǣd a wärmen, braten (braten). Eine entsprechende Bedeutungsentwicklung bei der einfachen Wurzel (ig. * … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
brühen — brühen: Das nur im Dt. und Niederl. bezeugte Verb (mhd. brüen, brüejen »brühen, sengen, brennen«, niederl. broeien »brühen«) gehört wie ↑ braten zu der unter ↑ Bärme dargestellten Wortgruppe. Zu »brühen« in der allgemeinen Bedeutung »erwärmen«… … Das Herkunftswörterbuch
brōjan — *brōjan, *brōwjan germ., schwach. Verb: nhd. sengen, brühen; ne. parch (Verb), scald; Rekontruktionsbasis: got., mnl., mnd., ahd.; Etymologie: vergleiche idg … Germanisches Wörterbuch