-
1 bon vivant
iemand die van de plezierige dingen van het leven houdt[ bon vie:vã] 〈meervoud: ook bons vivants [-vã(z)]〉 -
2 un bon vivant
un bon vivant -
3 vivant
vivant1 [vievã]〈m.〉♦voorbeelden:du vivant de • bij het leven van————————vivant2 [vievã]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m.〉1 levend2 levendig ⇒ krachtig, vol energie♦voorbeelden:les vivants et les morts • de levenden en de dodenadj1) levend2) levendig -
4 vivant
n. gedeelte van samenvoeging "bon vivant" (vanuit Frans, iemand die het er goed van neemt, van pleziertjes houdt) -
5 bon
adj. goed, mooi (uit het Frans); gedeelte van de samenvoeging "bon vivant" (iemand die pleziertjes naloopt, feestganger) -
6 bon
bon1 [bõ]〈m.〉1 bon ⇒ bewijsje, briefje♦voorbeelden:bon de caisse • kassabonbon de livraison • reçubons du Trésor • schatkistbiljetten, -bonnen————————bon2 [bõ],bonne [bon]〈bijvoeglijk naamwoord; ook bijwoord, tussenwerpsel, m., v.〉1 goed ⇒ gunstig, geschikt, fatsoenlijk2 goedaardig ⇒ goedmoedig, vriendelijk4 lekker ⇒ heerlijk, aangenaam7 groot ⇒ vol, volledig8 hard ⇒ hevig, flink9 〈 als uitroep〉goed! ⇒ afgesproken!♦voorbeelden:bon mariage • voordelig huwelijkbonne terre • vruchtbaar landc'est bon • okay, goedc'est très bon! • dat is prima!il est bon que 〈+ aanvoegende wijs〉 • het is wenselijk, nodig dat …il est bon de 〈+ onbepaalde wijs〉 • het is wenselijk, nodig om …on est bon! • we zijn erbij!c'est bon! • zo is het wel genoeg!être bon (pour) • iets wel moetencomme bon vous semble • zoals u wilttenir bon • weerstaan, weerstand biedentrouver, juger, croire bon • goedvinden, goeddunken, goed oordelenà quoi bon tous ces efforts? • waarvoor al die moeite?être bon à • geschikt zijn om, dienen totil n'est bon à rien • hij deugt nergens voorbon pour le service • goedgekeurd voor militaire dienstêtre bon pour • ergens niet aan kunnen ontsnappenil y a du bon et du mauvais chez lui • hij heeft goede en slechte eigenschappenavoir du bon • voordelen hebbenun bon à rien • nietsnut2 un homme bon • een aardige, goedhartige manvous êtes bien trop bon • dat is zeer aardig van ules bons et les méchants • de goeden en de kwadenun bon garçon • een goedige jongen4 bonne année! • gelukkig nieuwjaar!un bon bain • een verkwikkend badavoir la bonne vie • een luizenleven leidenil fait bon • het is lekker weer, het is plezierig, aangenaamil fait bon 〈+ onbepaalde wijs〉 • het is lekker, prettig omsentir bon • lekker ruikenelle est bien bonne! • die is goed!c'est une (bien) bonne! • dat is een goeie!arriver bon premier • met glans winnen9 bon! • goed, afgesproken!ah bon? • oh ja?, werkelijk?1. m1) (het) goede2) goed mens3) bon, bewijs4) belang2. bon/bonneadj, adv1) goed, gunstig, geschikt2) goedmoedig, vriendelijk3) naïef, simpel4) lekker, aangenaam5) grappig, leuk6) juist, waar7) groot, vol, volledig8) hard, hevig3. interjgoed, afgesproken! -
7 ah bon?
-
8 весельчак
n1) gener. een vrolijke vogel, fuiver, grapjas, grappenmaker, lolmaker, pretmaker2) fr. bon-vivant3) hebr. geinponem -
9 кутила
n1) gener. sjouwer, bambocheur (гуляка), boemelaar, brasser, feestnummer, flierefluiter, fuiver, kroegloper, lichtmis, pierewaaier, slampamper, slemper, zwabber, zwierbol2) colloq. fuifnummer3) fr. bon-vivant -
10 Lebemann
См. также в других словарях:
Bon vivant — ● Bon vivant qui prend la vie du bon côté, qui aime les plaisirs, en particulier ceux de la table. bon vivant [bɔ̃vivɑ̃] n. m. et adj. ÉTYM. 1680; de 1. bon, et vivant. ❖ ♦ Homme d humeur joviale et facile qui aime les plaisirs. → Désaccord,… … Encyclopédie Universelle
bon\ vivant — [ bɔ̃vivɑ̃ ] n. m. et adj. • 1680; de 1. bon et vivant ♦ Homme d humeur joviale et facile qui aime les plaisirs. Des bons vivants (cf. Gai luron, joyeux drille). Adj. « Il était bon vivant, joyeux, farceur, puissant mangeur et fort buveur, et… … Encyclopédie Universelle
bon vivant — also bon vivant, one fond of good living, 1690s, French (see BON (Cf. bon)); the fem. is bonne vivante … Etymology dictionary
bon-vivant — Bon Vivant. s. m. Terme dont on se sert dans le discours familier, pour dire, Un homme d une humeur facile & aisée, & qui aime à se resjoüir sans faire de tort à personne. C est un bon vivant. On appelle au contraire, Mal vivant, Un homme de… … Dictionnaire de l'Académie française
Bon vivant — Bon vi vant ; pl. {Bons vivants}. [F. bon good + vivant, p. pr. of vivre to live.] A good fellow; a jovial companion; a free liver. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
bon vivant — bon viveur UK [ˌbɒ̃ viːˈvɜː(r)] / US [ˌbɑn vɪˈvɜr] or bon vivant UK [ˌbɒ̃ viːˈvɒ̃] / US [ˌbɑn vɪˈvɑnt] noun [countable] Word forms bon viveur : singular bon viveur plural bon viveurs or bons viveurs formal someone who enjoys spending time with… … English dictionary
bon vivant — [bän΄ vi vänt′; ] Fr [ bōn vē vän′] n. pl. bons vivants [bän΄vi vänts′; ] Fr [ bōn vē vän′] [Fr] a person who enjoys good food and drink and other luxuries … English World dictionary
bon vivant — ► NOUN (pl. bon vivants or bons vivants pronunc. same) ▪ a person indulging in a sociable and luxurious lifestyle. ORIGIN French, person living well … English terms dictionary
bon-vivant — see bon … Useful english dictionary
bon vivant — m. Expresión francesa que se aplica a una persona que desecha las preocupaciones y procura vivir *tranquila y regaladamente … Enciclopedia Universal
bon vivant — gastronome, gourmet, gourmand, *epicure, glutton Antonyms: ascetic … New Dictionary of Synonyms