-
1 blindheid
-
2 blindheid
-
3 blindheid
-
4 blindheid
n. blindness, state of being unable to see -
5 blindheid
vcécité f -
6 met blindheid geslagen zijn
met blindheid geslagen zijnVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > met blindheid geslagen zijn
-
7 met blindheid geslagen
гл.общ. ослеплённый -
8 слепота
blindheid -
9 cécité
cécité [seesietee]〈v.〉 〈 ook figuurlijk〉♦voorbeelden:1 cécité verbale • woord-, leesblindheidêtre frappé de cécité • het gezichtsvermogen verloren hebben; 〈 figuurlijk〉 met blindheid geslagen zijnf -
10 Blindheit
Blindheit〈v.; Blindheit〉♦voorbeelden:(wie) mit Blindheit geschlagen sein • (als) met blindheid geslagen zijn -
11 ослеплённый
-
12 ослепление
nliter. begoocheling, blindheid -
13 слепота
ngener. blindheid -
14 blackout
n. geheimhouding; verduistering; verduisteren; duisternis; flauwvallenblackout2 black-out ⇒ tijdelijke bewusteloosheid; tijdelijk geheugenverlies; tijdelijke blindheid3 het onderbreken/stopzetten van berichtgeving -
15 ablepsia
n. blindheid, toestand waarbij niets meer gezien kan worden -
16 amaurosis
n. amaurose, zwarte staar, volkomen blindheid -
17 anopia
n. Anopia (bij oogkunde - blindheid door afwezigheid van oog; scheel naar boven kijken) -
18 blindness
n. blindheid; onwetendheid -
19 cecity
n. blindheid -
20 hemianopia
n. Blindheid van de helft van gezichtsveld (oogziekte)
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Blindheit — 1. Die ärgste Blindheit ist, nicht sehen wollen. – Hollenberg, II, 22. Der mit Vorurtheilen Befangene ist blind mit sehenden Augen. *2. Er ist mit Blindheit geschlagen. Holl.: Het is, als of hij met blindheid geslagen is. (Harrebomée, I, 62.) … Deutsches Sprichwörter-Lexikon