-
1 set at large
bevrijden -
2 set at liberty
bevrijden -
3 cut loose
-
4 disembarrass
v. bevrijden van, ontdoen van1 bevrijden ⇒ ontdoen, verlossen♦voorbeelden:may I disembarrass you of your coat? • mag ik uw mantel aannemen? -
5 disembroil
v. uit warboel bevrijden; uit verwarrende toestand bevrijden[ dissimbrojl] -
6 extricate
v. bevrijden, losmaken[ ekstrikkeet] 〈zelfstandig naamwoord: extrication〉1 halen uit ⇒ bevrijden, losmaken♦voorbeelden:extricate from the wreck • uit het wrak bevrijden -
7 disencumber
v. vrijmaken, (v. overlast) bevrijden[ dissinkumbə] 〈 formeel〉 -
8 disinfest
v. van een plaag bevrijden, ongedierte bestrijden[ dissinfest] 〈zelfstandig naamwoord: disinfestation〉 -
9 enfranchise
v. stemrecht geven; bevrijden[ infræntsjajz] 〈zelfstandig naamwoord: enfranchisement〉 -
10 free
adj. vrij; ontslagen; in vrijheid; gratis; beschikbaar--------adv. vrij; gratis--------v. bevrijden, vrijlaten; in vrijheid stellen; oplossen; loslatenfree1[ frie:] 〈bijvoeglijk naamwoord; freer〉1 vrij ⇒ onafhankelijk, onbelemmerd2 vrij ⇒ gratis, belastingvrij4 vrij ⇒ niet bezet, niet in gebruik; niet vast, los; leeg; 〈 natuurkunde〉 in vrije toestand, ongebonden6 vrijgevig ⇒ gul, royaal♦voorbeelden:1 a free agent • iemand die vrij/onafhankelijk kan handelenFree Church • non-conformistische Kerkfree fight • algemeen gevechtgive/allow someone a free hand • iemand de vrije hand laten〈 voetbal〉 free kick • vrije schop/trapgive free rein(s) to • de vrije teugel laten aanfree speech • vrijheid van meningsuitingfree thought • vrijdenkerijfree verse • vrij vers〈 techniek, technologie〉 free wheel • freewheel, vrijloopfree will • vrije wilyou are free to do what you like • je mag doen wat je wilfeel free to do something • iets met een gerust hart (kunnen) doenmake someone free of something • iets delen met iemand, iemand de beschikking geven over ietsset free • vrijlaten, in vrijheid stellenfree from care • vrij van zorgen, onbekommerdfree of charge • gratis, kosteloosfree of tax • belastingvrijcarriage free • francoa free pass • een vrij reisbiljet/vrijkaartjefree port • vrije haven, vrijhaven〈Amerikaans-Engels; informeel〉 for free • gratis, voor nietsfree trade • (de) vrije handel, (de) vrijhandel4 is this seat free? • is deze plaats vrij?5 free and easy • ongedwongen, zorgeloosmake free with • te vrij/schaamteloos gebruik maken van, (te) vrij omgaan met————————free2〈 werkwoord〉2 verlossen ⇒ losmaken, vrijstellen♦voorbeelden:the grant freed him from all financial worries • de toelage verloste hem van al zijn financiële zorgen————————free3〈 bijwoord〉1 vrij ⇒ los, ongehinderd2 gratis♦voorbeelden:3 free on board • vrij/franco aan boordfree alongside ship • franco/vrij langs boordfree delivered • franco (t)huisfree on rail/truck • franco spoor/wagon -
11 liberate
-
12 redeem
v. bevrijden; loskopen; redden; bestaan, vervullen, handhaven; verzoenen[ riddie:m]2 vervullen ⇒ nakomen, inlossen♦voorbeelden:redeem a pawned ring • een verpande ring inlossen4 a redeem ing feature • een verzoenende trek/eigenschap -
13 release
n. bevrijding; nieuwe uitgave (van een nieuw boek); nieuwe film; mededeling aan de pers--------v. loslaten; vrijlaten; bevrijden; vrijgevenrelease1[ rillie:s] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 bevrijding ⇒ vrijgeving, verlossing4 nieuwe film/grammofoonplaat ⇒ release♦voorbeelden:————————release2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
14 set free
-
15 unburden
v. ontlasten, verlichten[ unbə:dn]1 ontlasten ⇒ verlichten, van een last bevrijden♦voorbeelden:unburden oneself of something • iets opbiechtenunburden oneself/one's heart to someone • zijn hart uitstorten bij iemand -
16 untie
v. losmaken; vrijmaken; bevrijden[ untaj] 〈 untied〉 -
17 affranchise
v. vrijverklaren; emanciperen, bevrijden[ əfræntsjajz] 〈zelfstandig naamwoord: affranchisement〉1 vrijverklaren ⇒ vrijmaken, van verplichting ontheffen -
18 cut free
-
19 cut
adj. gesneden; verkorting, gedeelte; in prijs verlaagd--------n. snee; snijwond; gedeelte; dracht (van kleding)--------v. snijden; verkorten; verlagen; knippencut1[ kut] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 〈 benaming voor〉slag/snee met scherp voorwerp ⇒ (mes)sne(d)e, keep, insnijding, snijwond; hak, houw; striem, (zweep)slag5 coupure ⇒ weglating, in/verkorting8 〈 benaming voor〉in/doorsnijding ⇒ geul, kloof, kanaal, doorgraving; kortere weg♦voorbeelden:cut and thrust • (woorden)steekspel, vinnig debat————————cut21 〈 benaming voor〉scheid/bewerkbaar zijn met scherp voorwerp ⇒ (zich laten) snijden/knippen/maaien, te snijden/knippen/hakken/maaien zijn2 〈 benaming voor〉een inkeping/scheiding maken ⇒ snijden; knippen; hakken, kappen, kerven; maaien4 rennen7 〈 informeel〉een plaat maken/opnemen♦voorbeelden:1 the butter/grass cuts easily • de boter/het gras snijdt/maait gemakkelijk→ cut across cut across/, cut at cut at/, cut down cut down/, cut down on cut down on/, cut in cut in/, cut into cut into/, cut out cut out/, cut through cut through/, cut up cut up/♦voorbeelden:→ cut back cut back/1 snijden in ⇒ verwonden; stuksnijden2 〈 benaming voor〉 scheiden door middel van scherp voorwerp ⇒ (af/door/los/weg)snijden/knippen/hakken; (om)hakken/kappen/zagen3 〈 benaming voor〉 maken met scherp voorwerp ⇒ kerven; slijpen; (bij)snijden/knippen/hakken; boren; graveren; snijden 〈 grammofoonplaat〉; 〈 bij uitbreiding〉 opnemen, maken 〈 grammofoonplaat〉5 〈 benaming voor〉 inkorten ⇒ snijden (in), couperen 〈 boek, film e.d.〉; afsnijden 〈 route, hoek〉; besnoeien (op), inkrimpen, bezuinigen6 〈 benaming voor〉 stopzetten ⇒ ophouden met; afsluiten, afsnijden 〈 water, energie〉; uitschakelen, afzetten9 negeren ⇒ veronachtzamen, s laten liggen♦voorbeelden:cut the tape • het lint doorknippencut free • lossnijden/kappen/hakken; bevrijdencut someone loose • iemand lossnijden/losmakencut open • openhalen/rijtencut away • wegsnijden/hakken/knippen; snoeiencut in half/two • doormidden/in tweeën snijden/knippen/hakkencut into halves/thirds/pieces • doormidden/in drieën/in stukken snijden/knippen/hakkencut a way through the jungle • zich een weg banen door de jungle3 cut a record • een plaat maken/opnemencut one's initials into something • zijn initialen ergens in kervenmy wage was cut • mijn loon is verlaagd9 cut someone dead/cold • iemand niet zien staan, iemand straal negeren -
20 deliver
v. bezorgen, overleveren; geven; verlossen; baren; afleveren[ dillivvə]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:be delivered of • verlost worden/bevallen van
См. также в других словарях:
Huub Oosterhuis — Hubertus Gerardus Josephus Henricus Oosterhuis, genannt Huub (ausgesprochen: Hüp) (* 1. November 1933 in Amsterdam), ist ein niederländischer Theologe und Dichter. Oosterhuis war Jesuit und katholischer Pri … Deutsch Wikipedia
Altar — 1. Die des Altars pflegen, geniessen des Altars. – 1 Kor. 9, 13; Schulze, 263. Holl.: Die het altaar bedient, leeft ervan. (Harrebomée, I, 13.) Lat.: Qui altari deserviunt, cum altari participant. 2. Ein Altar ist ohne Gecken wie ein Blinder ohne … Deutsches Sprichwörter-Lexikon