-
1 sicken
v. ziek worden, het beu worden; misselijk maken, doen walgen[ sikkən]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 ziek/misselijk maken ⇒ doen walgen -
2 be through with something
be through with something -
3 be through
-
4 be tired of something
be tired of something -
5 brassed off
-
6 fed up
balen v. iets, het zit hem tot hierfed up〈 informeel〉1 (het) zat ⇒ ontevreden, (het) beu♦voorbeelden:I'm fed up with Ned's nagging • Neds gezeur zit me tot hierFanny's fed up that you didn't write • Fanny is kwaad dat je niet geschreven hebt -
7 have had it
hangen, de klos/pineut zijn; niet meer de oude zijn, dood zijn; het beu zijn, er de brui aan geven -
8 have
n. rijk, iemand die veel bezittingen heeft--------v. hebben; bezitten; verkrijgen; nodig hebben; veroorzakenhave1[ hæv] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:¶ the haves and the have-nots • de rijken en de armen, de bezitters en de niet-bezitters————————have2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 hebben ⇒ bezitten, beschikken over, houden 〈 bezit, eigenschap, gelegenheid, plaats en tijd, verwanten en kennissen, iets dat toegezegd is〉5 hebben ⇒ genieten van, lijden aan6 hebben ⇒ laten liggen, leggen, zetten7 〈met naamwoord dat een activiteit uitdrukt; vaak te vertalen door werkwoord van dat naamwoord; informeel〉 hebben ⇒ maken, nemen 〈enz.〉8 toelaten ⇒ dulden, aanvaarden12 〈 met naamwoord en onbepaalde wijs of voltooid deelwoord〉 het moeten beleven dat ⇒ het overkomt/overkwam hem/haar/hun dat15 vrijen/slapen met♦voorbeelden:you can have that old car if you want • je mag die oude kar houden als je wilhe has an excellent memory • hij beschikt over een voortreffelijk geheugenhave mercy on us • heb medelijden met onsI've got no time • ik heb geen tijdyou have my word • je hebt mijn woord, mijn woord eropI've got it • ik heb het, ik weet het (weer)you have something there • daar zeg je (me) wat, daar zit wat inhe wouldn't have his wife back • hij wou zijn vrouw niet terug (hebben)do you have enough wine in? • heb je genoeg wijn in huis?have something about/on one • iets bij zich hebbenwhat does she have against me? • wat heeft ze tegen mij?2 the book has six chapters • het boek heeft/bestaat uit zes hoofdstukkenmay I have this dance from you? • mag ik deze dans van u?he had a splendid funeral • hij kreeg een schitterende begrafeniswe've had no news • we hebben geen nieuws (ontvangen)you can have it back tomorrow • je kunt het morgen terugkrijgenhave a cigarette • een sigaret nemen/rokenhave a good time • het naar zijn zin hebbenyou have it badly • je hebt het lelijk te pakkenlet's have the rug in the hall • laten we het tapijt in de hal leggenhave a discussion • discussiëren, een discussie hebbenhave a try • (het) proberenhave a walk • een wandeling makenI won't have you say such things • ik duld niet dat u zoiets zegtI'm not having any • ik pik het niet, ik pieker er niet overhe's finally had it done • hij heeft het eindelijk laten doenhave a tooth out • een tand laten trekken12 he's had his friends desert him • hij heeft het moeten meemaken dat zijn vrienden hem in de steek lietenhave someone (a)round/in/over • iemand (eens) uitnodigenwe are having the painters in next week • volgende week zijn de schilders bij ons in huis aan het werkhave someone up • iemand uitnodigen 〈 in het bijzonder van beneden, uit het zuiden of van het platteland〉16 can you have the children tonight? • kun jij vanavond voor de kinderen zorgen?〈 niet verouderd〉 have something off • iets uit het hoofd/van buiten kennenhave it (that) • zeggen (dat), beweren (dat)as the Bible has it • zoals het in de bijbel staatrumour has it that … • het gerucht gaat dat …have it (from someone) • het (van iemand) vernomen/gehoord hebben, het weten (van iemand)〈 informeel〉 have had it • hangen, de klos/pineut zijn; niet meer de oude zijn, dood zijn; het beu zijn, er de brui aan gevenhave it in for someone • een hekel hebben aan iemand, de pik hebben op iemandhave it in for someone • de pik hebben op iemandhave it/the matter out with someone • het (probleem) uitpraten/uitvechten met iemandhave something on someone • belastend materiaal tegen iemand hebbenyou have nothing on me • je kunt me niks makenhave nothing on • niet kunnen tippen aanhave something on/over • beter zijn dan, een streepje voor hebben op→ have on have on/III 〈 hulpwerkwoord〉2 〈alleen in aanvoegende wijs verleden tijd; formeel〉had(den)/was/waren ⇒ indien/als … zou(den) hebben/zijn♦voorbeelden:he has died • hij is gestorven2 had he claimed that, he would have been mistaken • had hij dat beweerd, dan zou hij zich vergist hebbenI had better/best forget it • ik moest dat maar vergeten, het zou beter/het beste zijn als ik dat vergatI'd just as soon die • ik zou net zo lief doodgaan -
9 it pisses me off
it pisses me offik ben het beu/zat, ik ben woest -
10 piss
n. pis (slang)--------v. pissen, plassen, urineren; irriteren, boos makenpiss11 pis♦voorbeelden:take the piss out of someone • iemand voor de gek houden————————piss2♦voorbeelden:it pisses me off • ik ben het beu/zat, ik ben woest -
11 satiate
adj. verzadigd, beu, zat (van)--------v. verzadigen; vetmesten tot walging toe[ seesji▪eet]1 (over)verzadigen ⇒ bevredigen, overvoeden/laden♦voorbeelden: -
12 sick
adj. ziek; ziekelijk; misselijk; overgevend; ziek (i. betekenis van "er genoeg van hebbend"); verlangend; besmet (oogst)--------n. zieken (+the)sick1————————sick2♦voorbeelden:a sick mind • een ziekelijke geestII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉2 wee ⇒ onpasselijk/misselijk makend♦voorbeelden:♦voorbeelden:〈 voornamelijk Brits-Engels〉 be sick • overgeven, brakenturn sick • misselijk worden/makenbe worried sick • doodongerust zijnyou make me sick! • je doet me walgen!I am sick at heart • ik ben diepbedroefdI am sick of the sight of it • ik word misselijk als ik het zie¶ sick to death of someone/something • iemand/iets spuugzat zijnsick with envy • groen van nijd -
13 tire
n. (fiets -, auto-)band--------v. vermoeien, moe wordentire1[ tajjə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 hoepel————————tire2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 vervelen -
14 tired
-
15 has had it
heeft er genoeg van, is het er beu van, kan er niet meer tegen -
16 pissed-off
het beu zijn, geïrriteerd -
17 was sick of
was er ziek van, was er misselijk van, was het beu
См. также в других словарях:
BEU — is a three letter acronym (or TLA) that may stand for:*Bank Employees Union *Biker enforcement unit, a division of the Ontario Provincial Police s organized crime section.Beu may refer to:*The Beu Sisters, a pop rock girl group from Florida, USA… … Wikipedia
Beu — {{{image}}} Sigles d une seule lettre Sigles de deux lettres > Sigles de trois lettres AAA à DZZ EAA à HZZ IAA à LZZ MAA à PZZ QAA à TZZ UAA à XZZ … Wikipédia en Français
beu — beu·dant·ite; bocks·beu·tel; … English syllables
beu — obs. form of beau a. fair … Useful english dictionary
bèu — bèla, bèu, bello adj. beau, belle; grande. Es pas bèu çò qu es bèu; es bèu çò qu agrada prov. . De bèus enfants de bèis enfants : de beaux enfants. Aver bèla : avoir beau. Faire lo bèu : faire le beau ; se pavaner ; se rengorger. Lo temps s es… … Diccionari Personau e Evolutiu
BEU — Sigles d’une seule lettre Sigles de deux lettres > Sigles de trois lettres Sigles de quatre lettres Sigles de cinq lettres Sigles de six lettres Sigles de sept… … Wikipédia en Français
beu — beuh ou beu [bø] interj. ÉTYM. Attesté XXe (1929, Colette); onomatopée. ❖ 1 Fam. Exprime le dégoût ou un mépris amusé (pour un argument). Cf. Allons ! allons ! soyons sérieux ! 0 … cela consiste… à demander aux dirigeants du Parti une démarche qu … Encyclopédie Universelle
Béu — bau, béu nm bois Puy de Dôme … Glossaire des noms topographiques en France
beû — onom., meû, moû, cri, meuglement, beuglement du boeuf ou de la vache : moû, meû, beû (Albanais), R. onom., D. => Beugler, Boeuf, Botte … Dictionnaire Français-Savoyard
bèu-bèu — m. flatterie ; adulation. Faire lo bèu bèu à quauqu un : flatter quelqu un, le courtiser, lui « passer de la pommade ». voir calenhar, faire l aleta … Diccionari Personau e Evolutiu
Bèu-Soleu — Bèu Solèu n. de l. Beausoleil Alpes Maritimes … Diccionari Personau e Evolutiu