-
1 fuddled
adj. verward, beneveld[ fudld] -
2 beery
[ biərie] 〈 ook beerier〉♦voorbeelden: -
3 bleary
adj. koud; treurig; ontbloot, blootgesteld, onbeschut[ bliərie] 〈 bleariness〉 -
4 mist
n. mist; nevel, lage wolk; waas--------v. doen beslaan, misten, mistig wordenmist1[ mist] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 waas♦voorbeelden:see things through a mist • alles in een waas zien————————mist21 mistenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
5 mixed up
in de war, versuft, beneveld; betrokken, verwikkeldmixed upII 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉 -
6 muzzy
-
7 squiffy
-
8 stupor
n. (toestand) v. verdoving; (in) beneveld(e toestand)[ stjoe:pə]1 (toestand van) verdoving/bedwelming♦voorbeelden: -
9 blurredness
n. beneveld zijn, onduidelijk zijn, niet te onderscheiden zijn -
10 intoxicative
adj. beneveld, bedwelmd; van bedwelmende middelen -
11 unblurred
adj. niet beneveld
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский