-
1 downstairs
adv. (naar) beneden, verdieping lagerdownstairs1〈zelfstandig naamwoord; meervoud: downstairs〉————————downstairs2————————downstairs3〈 bijwoord〉 -
2 floor
n. vloer; verdieping; benedenverdieping; zaal; platvorm; beurt om te spreken--------v. maken van een vloer; vloeren; verslaan; verwarrenfloor1[ flo:]3 minimum ⇒ bodemprijs, minimumloon4 bodem♦voorbeelden:II 〈niet-telbaar zelfstandig naamwoord; the〉♦voorbeelden:take the floor • het woord nemen/voerentake the floor • (gaan) dansenwipe/mop the floor with someone • de vloer met iemand aanvegen————————floor2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:I was floored by that question • die vraag ging me te hoog -
3 ground floor
begane grondground floor♦voorbeelden:¶ 〈 informeel〉 get in on the ground floor • op de onderste sport van de ladder beginnen; ergens van het begin af aan meedoen
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский