-
1 beethebben
1 [vast hebben] have (got) (a) hold of♦voorbeelden:2 hij heeft haar beetgehad • he made a fool of her, he pulled her leg1 [visserij] have a bite -
2 beethebben
-
3 beethebben
-
4 beethebben
v. catch, capture; trap; understand; stick; be held, be involved -
5 beethebben
-
6 'm beethebben
'm beethebben〈 figuurlijk〉 be tipsy, have had a few (too many) -
7 het beethebben van verkoudheid
мест.общ. (griep enz.) страдать от простуды (гриппа и т.д.) -
8 испытывать
vgener. beleven, beproeven, invliegen (самолёт), keuren, ondervinden, onderzoeken, proberen, tegenkomen (что-л.), tenteren, beethebben (что-л.), doormaken, eksamineren, ervaren, examineren, medemaken, meeleven, meemaken, ondergaan, overbrengen, testen, toedragen, toetsen, (на полигоне) uitproberen -
9 клевать
v -
10 кусать
vgener. bijten, happen, steken, beethebben, een hap in (iets) doen -
11 обманывать
v1) gener. voor de zot houden (фламандский), tillen, voor de gek houden, afzetten, beduivelen, beduvelen, beethebben, beliegen, beschamen (надежды), frauderen, knoeien, oplichten, verschalken, (iem.) er door halen (кого-л.), (iem.) in de nek zien, (iem.) in de nek zien (кого-л.), (iem.) knolien voor citroenen verkopen (кого-л.), (iem.) om de tuin leiden (кого-л.), bedriegen, bedrog plegen, begoochelen, duperen, fraude plegen, (только inf) lorrendraaien, misleiden, mystificeren, voorspiegelen2) colloq. linken, verlakken, vernikkelen, bedonderen, bedotten, beetnemen3) liter. (iem.) een rad voor de ogen draaien, (iem.) tuk hebben (кого-л.), goochelen4) rude.expr. belazeren -
12 страдать
v1) gener. beethebben (от чего-л.), gedogen, lijden (aan- от), laboreren (aan-÷åì-ô.), last hebben (van-от), martelen, teisteren2) south.Dutch. afzien -
13 страдать от простуды
vgener. het beethebben van verkoudheid (griep enz.) (гриппа и т.д.)Russisch-Nederlands Universal Dictionary > страдать от простуды
-
14 хватать
vgener. aanpakken, vastpakken, aangrijpen, beethebben, grijpen, knappen, pakken, snappen, strekken, toekomen, toepakken, toetasten, vatten, beetpakken, bijeenrapen, genoeg zijn, grabbelen, happen, naar (iets) graaien (что-л.), opvangen, reiken, toegrijpen, toereiken, volstaan -
15 испытывать
vgener. beleven, beproeven, invliegen (самолёт), keuren, ondervinden, onderzoeken, proberen, tegenkomen (что-л.), tenteren, beethebben (что-л.), doormaken, eksamineren, ervaren, examineren, medemaken, meeleven, meemaken, ondergaan, overbrengen, testen, toedragen, toetsen -
16 клевать
v -
17 кусать
vgener. bijten, happen, steken, beethebben, een hap in (iets) doen -
18 обманывать
v1) gener. voor de zot houden (фламандский), tillen, voor de gek houden, afzetten, beduivelen, beduvelen, beethebben, beliegen, beschamen (надежды), frauderen, knoeien, oplichten, verschalken, (iem.) er door halen (кого-л.), (iem.) in de nek zien, (iem.) in de nek zien (кого-л.), (iem.) knolien voor citroenen verkopen (кого-л.), (iem.) om de tuin leiden (кого-л.), bedriegen, bedrog plegen, begoochelen, duperen, fraude plegen, (только inf) lorrendraaien, misleiden, mystificeren, voorspiegelen2) colloq. linken, verlakken, vernikkelen, bedonderen, bedotten, beetnemen3) liter. (iem.) een rad voor de ogen draaien, (iem.) tuk hebben (кого-л.), goochelen4) rude.expr. belazeren -
19 страдать
v1) gener. beethebben (от чего-л.), gedogen, lijden (aan- îò), laboreren (aan-÷åì-ô.), last hebben (van-îò), martelen, teisteren2) south.Dutch. afzien -
20 страдать от простуды
vgener. het beethebben van verkoudheid (griep enz.) (гриппа и т.д.)
Страницы
- 1
- 2