-
1 autobus
autobus [ootobbuus]〈m.〉♦voorbeelden:m -
2 Autobus
-
3 autobus
n. bus, groot voertuig dat groot aantal passagiers bevat (privé of openbaar) -
4 autobus
bùs, konvoiDicionário Português-Holandês e Holandês-Português > autobus
-
5 autobus à impériale
autobus à impériale -
6 autobus à étage, à impériale
autobus à étage, à impérialeDictionnaire français-néerlandais > autobus à étage, à impériale
-
7 prendre l'autobus au vol
prendre l'autobus au volDictionnaire français-néerlandais > prendre l'autobus au vol
-
8 arrêt d'autobus
arrêt d'autobus -
9 un autobus assure la correspondance à
un autobus assure la correspondance àDictionnaire français-néerlandais > un autobus assure la correspondance à
-
10 voyageurs bourrés dans un autobus
voyageurs bourrés dans un autobusDictionnaire français-néerlandais > voyageurs bourrés dans un autobus
-
11 автобусный
autobus- -
12 minibus
-
13 vol
vol [vol]〈m.〉1 diefstal ⇒ oplichting, zwendelarij3 vlucht ⇒ troep samenvliegende vogels, zwerm♦voorbeelden:vol à la tire • (het) zakkenrollenvol à main armée • gewapende overvalà vol d'oiseau • in vogelvlucht, hemelsbreedescroc de haut vol • oplichter met allureoiseau de haut vol • vogel die zeer hoog kan vliegenvol migrateur • trekvluchtvol plané • zweefvluchtvol à voile • zweefvluchtau vol • in de lucht, in het voorbijgaanprendre l'autobus au vol • op een rijdende autobus springenm1) diefstal2) vlucht -
14 автобус
ngener. bus, autobus, omnibus -
15 bus
n. autobus; (in computers); kanaal, het elektronische communicatiekanaal tussen de verschillende delen van de computer voor het overbrengen van gegevens--------v. met de bus gaan, met de bus vervoeren; leerlingen met de bus vervoeren naar een ander schooldistrict om racistische integratie te bewerkstelligen; werken als iemand die tafels schoonmaakt in een restaurant of cafeteriabus1[ bus] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: Amerikaans-Engels ook busses〉♦voorbeelden:1 catch/miss the bus • de bus halen/missengo by bus • de bus nemen————————bus2〈werkwoord; bussed〉1 met de bus gaan/vervoeren ⇒ de bus nemen, per bus reizen; op de bus zetten; 〈 in het bijzonder, Amerikaans-Engels〉 vervoeren/vervoerd worden per bus naar geïntegreerde scholen 〈 blanke en zwarte kinderen〉 -
16 minibus
n. minibus (kleine autobus voor niet meer dan tien passagiers)minibus〈meervoud: Amerikaans-Engels ook minibusses〉1 minibus -
17 motor coach
n. bus, autobus, groot voertuig met veel passagiers; dubbeldekker -
18 streamliner
n. lopende passagierslijndienst (trein, autobus) -
19 arrêt
arrêt [aare]〈m.〉1 stilstand ⇒ (het) stoppen, onderbreking2 halte3 arrestatie ⇒ hechtenis, arrest4 pal5 vonnis ⇒ uitspraak, arrest♦voorbeelden:l'arrêt des essais nucléaires • de kernstoptir d'arrêt • spervuurvoitures à l'arrêt • stilstaande auto'ssans arrêt • zonder ophoudenmandat d'arrêt • arrestatiebevelarrêts de rigueur • zwaar arrestarrêts forcés • zwaar arrestmettre qn. aux arrêts • iemand arrest geven→ tempsrendre un arrêt • arrest wijzenm1) stilstand, onderbreking2) halte3) arrestatie4) pal5) vonnis -
20 correspondance
correspondance [korrespõdãs]〈v.〉1 correspondentie ⇒ briefwisseling, post2 overeenkomst ⇒ overeenstemming, verwantschap♦voorbeelden:prendre une, la correspondance • overstappenf2) overeenkomst, overeenstemming3) aansluiting, verbinding
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Autobús — Autobus articulado de Transantiago en Santiago,Chile … Wikipedia Español
autobus — [ ɔtɔbys; otobys ] n. m. • 1906; de auto(mobile) et (omni)bus ♦ Véhicule automobile de transport en commun, dans les villes. ⇒ 1. bus, trolleybus. La plateforme, la rotonde d un autobus. Des autobus. Prendre l autobus. Arrêt (⇒ abribus, aubette) … Encyclopédie Universelle
autobús — (plural autobuses) sustantivo masculino 1. Vehículo automóvil de transporte público colectivo, que sigue un trayecto fijo dentro del área metropolitana: ir en autobús, subir del autobús, bajarse del autobús. Voy a trabajar en autobús. Busco una… … Diccionario Salamanca de la Lengua Española
autobus — / autobus/ s.m. [dal fr. autobus, comp. di auto(mobile ) e (omni )bus ]. (trasp.) [autoveicolo destinato al trasporto collettivo di persone] ▶◀ bus, pullman, (non com.) torpedone, [adibito spec. al collegamento tra due o più paesi] autocorriera,… … Enciclopedia Italiana
autobus — {{/stl 13}}{{stl 8}}rz. mnż I, D. u, Mc. autobussie {{/stl 8}}{{stl 7}} samochód o dużych rozmiarach, przeznaczony do przewozu większej liczby pasażerów, kursujący zwykle tą samą trasą i zatrzymujący się na wyznaczonych przystankach : {{/stl… … Langenscheidt Polski wyjaśnień
Autobus — bezeichnet: ein Fahrzeug, siehe Omnibus die Schlussgruppe im Radsport, siehe Gruppetto Siehe auch: Wiktionary: Autobus – Bedeutungserklärungen, Wortherkunft, Synonyme, Übersetzungen … Deutsch Wikipedia
autobus — autóbus m DEFINICIJA motorno vozilo za prijevoz većeg broja putnika u javnom prometu [ (ući) u autobus; voziti se autobusom] ETIMOLOGIJA amer.engl. autobus ≃ auto 2 + bus … Hrvatski jezični portal
autobús — (Del fr. autobus, de auto y omnibus). 1. m. Vehículo automóvil de transporte público y trayecto fijo que se emplea habitualmente en el servicio urbano. 2. autocar … Diccionario de la lengua española
autóbus — m motorno vozilo za prijevoz većeg broja putnika u javnom prometu [(ući) u ∼; voziti se ∼om] ✧ {{001f}}amer.engl. ← lat … Veliki rječnik hrvatskoga jezika
autobus — AUTOBÚS s.n. v. autobuz. Trimis de ana zecheru, 21.04.2008. Sursa: DEX 98 … Dicționar Român
autóbus — s. m. O mesmo que autocarro. ‣ Etimologia: redução de auto ônibus … Dicionário da Língua Portuguesa