-
1 armature
n. hard omhulsel, schelp, dop, schaal, schulp, rugschild (ook in de biologie); armatuur (van een elektrische motor)[ a:mətsjə] -
2 fitment
n. uitrusting; meubelstuk; accessoires[ fitmənt] 〈 voornamelijk meervoud〉 -
3 fitting
adj. passend--------n. hulpstuk, accessoire; pasbeurt; (mode) maat[ fitting] -
4 armature
ankerarmatuur -
5 armature
ankur, armatuur -
6 bracing
karastav, virgutav ; armatuur, brassimine -
7 mounting
paigaldus, kooste, armatuur, alus, vallapäästmine -
8 reinforcing
tugevdav ; armatuur
См. также в других словарях:
Armatur — Sf Bedienungstafel, Ausrüstung erw. fach. (16. Jh.) Entlehnung. Entlehnt aus it. armatura und l. armātūra Ausrüstung, (Bewaffnung) , einem Kollektivum zu l. armātus ausgestattet, bewaffnet , dem PPP. von l. armāre ausrüsten, bewaffnen , zu l.… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache