-
21 aesthete
n. estheet, kunstminnaar -
22 aesthetics
n. esthetica, 〈 Amerikaans-Engels spelling ook〉 esthetics [ ie:sθettik] 〈meervoud; werkwoord voornamelijk enkelvoud〉1 esthetica ⇒ schoonheidsleer, esthetiek -
23 aestivation
n. de zomer verbrengen -
24 amoebic
-
25 anaemia
n. bloedarmoede, ziekelijke bleekheid, anemisch -
26 anaemic
adj. bloedarmoede hebbend; bleek, anemisch -
27 anaesthesia
n. verdoving; gevoelloosheid1 anesthesie ⇒ verdoving, narcose -
28 anaesthetist
n. anesthetist, narcotiseur, verdovend -
29 anaesthetize
v. verdoven; minder gevoelig maken; laten inslapenanaesthetize, anaesthetise -
30 analogue
-
31 anapaest
n. anapest (versvoet van 3 lettergrepen), 〈 Amerikaans-Engels spelling ook〉 anapest [ ænəpie:st] 〈bijvoeglijk naamwoord: anapaestic〉 〈 literatuur〉1 anapest -
32 appal
v. ontstellen, bang maken, verschrikken♦voorbeelden: -
33 archaeological
adj. archeologisch (tot onderzoek van oudheden behorend), oudheidkundig -
34 archaeologist
n. archeoloog, onderzoeker van oudheden, oudheidkundige -
35 archaeology
n. oudheidkunde, archeologie -
36 barber's shop
-
37 boloney
1 onzin ⇒ (flauwe)kul, gelul -
38 burnous
-
39 caesium
n. caesium (scheikundig element)1 cesium -
40 canvas
Страницы