-
1 alleenheerschappij
♦voorbeelden:Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > alleenheerschappij
-
2 alleenheerschappij
-
3 alleenheerschappij
единовластие, самодержавие, автократия* * *сущ.общ. автократия, единовластие, самодержавие -
4 alleenheerschappij
outokrasiaDicionário Português-Holandês e Holandês-Português > alleenheerschappij
-
5 alleenheerschappij
n. autocracy; dictatorship -
6 alleenheerschappij
autocratie -
7 alleenheerschappij
outokrasia -
8 de alleenheerschappij voeren (over)
de alleenheerschappij voeren (over)Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de alleenheerschappij voeren (over)
-
9 самодержавие
alleenheerschappij, autocratie -
10 outokrasia
alleenheerschappij [F], autocratie [F]Dicionário Português-Holandês e Holandês-Português > outokrasia
-
11 outokrasia
alleenheerschappij [F], autocratie [F] -
12 monarchism
n. monarchisme, alleenheerschappij, koningschap[ monnəkizm] -
13 autocratie
autocratie [ootokraasie]1 autocratie ⇒ alleenheerschappij, despotismefautocratie, alleenheerschappij -
14 автократия
ngener. alleenheerschappij, autocratie -
15 единовластие
ngener. alleenheerschappij, monocratie -
16 самодержавие
ngener. absolute monarchie, absolutisme, alleenheerschappij, autocratie, monocratie -
17 absolutism
-
18 absolutist
n. iemand die in alleenheerschappij gelooft (een beheer methode waarbij een persoon regeert zonder beperkingen) -
19 despotisme
despotisme [despottiesm]〈m.〉mdespotisme, tirannie -
20 dictature
dictature [diektaatuur]〈v.〉f
- 1
- 2