-
1 afwerking
♦voorbeelden: -
2 afwerking
2 [middel] finish♦voorbeelden: -
3 afwerking
-
4 afwerking
I.deErledigung fII.deVollendung f [Erledigung]III.de [van product]Verarbeitung f -
5 afwerking
n. finishing touch, last addition needed to make something complete; workmanship, skillfulness; polish -
6 afwerking
• accomplishment• completion• finish -
7 de afwerking van dit model is niet zo fraai
de afwerking van dit model is niet zo fraaiDeens-Russisch woordenboek > de afwerking van dit model is niet zo fraai
-
8 hij is aan de afwerking van zijn roman
hij is aan de afwerking van zijn romanDeens-Russisch woordenboek > hij is aan de afwerking van zijn roman
-
9 dat team is slecht in de afwerking
dat team is slecht in de afwerkingVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > dat team is slecht in de afwerking
-
10 koperen afwerking
koperen afwerkingVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > koperen afwerking
-
11 oppervlakte-afwerking
• surface finishNederlands-Engels Technisch Woordenboek > oppervlakte-afwerking
-
12 accomplishment
afwerking -
13 finish
n. eind; afwerking; polijsting--------v. eindigen; afwerken; afmaken; opmaken; afwerken; wegwerken; polijstenfinish1[ finnisj] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 beëindiging ⇒ einde, voltooiing♦voorbeelden:(fight) to the finish • tot het bittere einde (doorvechten)————————finish21 eindigen ⇒ tot een einde komen, uit zijn2 finishen ⇒ de eindstreep bereiken, de finish bereiken3 uiteindelijk terecht/uitkomen ⇒ belanden♦voorbeelden:finish off with • eindigen metwe used to finish up with a glass of port • we namen altijd een glas port om de maaltijd af te rondenshe must have finished with Jamie • ze schijnt het uitgemaakt te hebben met Jamiewe have finished with that firm • we hebben geen (zaken)relaties meer met die firmaI haven't finished with you yet, my girl • ik ben met jou nog niet klaar, meisjehe has finished with your dictionary: you can have it back • hij heeft je woordenboek niet meer nodig: je mag het terug (hebben)II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 afwerken ⇒ voltooien, de laatste hand leggen aan4 appreteren ⇒ hoogglans geven aan, aflakken♦voorbeelden: -
14 Schliff
〈m.; Schliff(e)s, Schliffe〉2 het geslepen zijn ⇒ wijze van slijpen, slijpsel3 het slijpen, het wetten4 welgemanierdheid, beschaving♦voorbeelden:5 der letzte Schliff • de finishing touch, de afwerking -
15 обработка
bewerking, afwerking -
16 отделка
bewerking, afwerking ; garnering, versiering -
17 отделка
n1) gener. belegging (платья), beleggen, belegsel, garneersel (на платье), garnering (на платье), garnituur (на платье)2) construct. bijwerk3) polym. afwerking -
18 completion
n. beëindiging; afmaken; voltooien[ kəmplie:sjn]1 voltooiing ⇒ afwerking, afronding♦voorbeelden:1 be near completion • (de/zijn) voltooiing naderenon completion of • bij (de) voltooiing van -
19 follow-through
-
20 felling
n. omhakken; neerslaan; afwerking (van naaisteek)
- 1
- 2