-
1 выйти
gaan, komen ; uitstappen, afstappen ; verschijnen, uitkomen ; om zijn, opgaan, verstrijken ; wуrden ; terechtkomen, gelukken ; gebeuren, voortkomen ; uitgaan -
2 выходить
gaan, komen ; uitgaan, uitkomen ; uitstappen, afstappen ; verschijnen ; om zijn, opgaan, verstrijken ; wуrden ; terechtkomen, gelukken ; gebeuren, voortkomen -
3 измерять шагами
vgener. afstappen -
4 останавливаться
-
5 отказаться
-
6 подходить
v1) gener. aangaan (op-ê), aankomen, aanlopen, aanstappen, afkomen, afstappen (op-ê), aftreden (op-ê), bijkomen, schikken, toekomen (op-ê), toetreden (op-ê), treden, aanstomen (на пароходе), aanwandelen (гуляя), benaderen (к кому-л., к чему-л.), conveniëren, deugen, handen, in aantocht zijn, komen, op (iem.) aflopen (к кому-л.), passen, te pas komen, toelopen2) navy. aanvaren3) milit. aantreden -
7 пройти пешком
vgener. afstappen -
8 слезать
vgener. afstijgen (с лошади), afzitten, afklauteren, afklimmen, afkomen, afstappen -
9 сходить вниз
vgener. afgaan, afkomen, afstappen, afwandelen -
10 уходить
v1) gener. afgaan, afstappen (van-от, èç), afwandelen, afzakken, heengaan, ontgaan, opgaan (во что-л.), opstappen, vertrekken, weggaan, wegkomen, uitroeien (на весельной лодке), aftrekken, gaan, heenlopen, ontsnappen, uittrekken (из города и т.п.), wegtrekken2) liter. inpakken3) milit. inrukken -
11 ходить взад и вперёд
vgener. ijsberen (по комнате), op en afstappenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > ходить взад и вперёд
Перевод: с русского на все языки
со всех языков на русский- Со всех языков на:
- Русский
- С русского на:
- Нидерландский