-
1 уступать
afstaan ; wijken, onderdoen, zwichten ; afslaan, verminderen -
2 уступить
afstaan ; wijken, onderdoen, zwichten ; afslaan, verminderen -
3 находиться на
vgener. afstaan (расстоянии, van-от) -
4 отдавать
v1) gener. afgeven, afleveren, besteden (в учение), overgeven, overleveren, vergeven, afstaan, geven, laten aflopen (канат), schaken (канат и т.п.), smaken, teruggeven, wegdoen, weggeven, wegschenken2) navy. afvieren, losgooien (конец, трос), vieren (канат)3) milit. achteruitwerken (о ружье)4) law. (приказ) gelegd -
5 отстоять
vgener. afstaan -
6 отступаться
vgener. afwijken, verzaken, afstaan, medegeven (от своих слое, намерений и т.п.), meegeven (от своих слое, намерений и т.п.) -
7 уступать
v1) gener. afstaan, laten, medegeven, meegeven, resigneren, toegeven, wijken, (iem.) zijn zin geven (кому-л.), achterstaan, bakzeil halen, concessies doen, inruimen, overdoen, overdragen, overlaten, uitwijken, voor (iem.) onderdoen (кому-либо), zoete broodjes bakken, zwichten2) navy. bijbrassen, bijdraaien, overstag gaan
См. также в других словарях:
afstaan — Hamburg • abgestanden … Plattdeutsch-Hochdeutsch