-
1 cut down
adj. afsnijding,korter maken,lager maken (van prijzen)--------v. minderen; goedkopercut down1 minderen♦voorbeelden:1 you smoke too much, try to cut down a bit • je rookt te veel, probeer wat te minderenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 kappen ⇒ omhakken/houwen, vellen3 inperken ⇒ beperken, verminderen♦voorbeelden:cut down one's enemy • zijn vijand vellen/neersabelen3 cut down one's expenses • zijn bestedingen/uitgaven beperken -
2 cutoff
n. grens, afsluiting, kortere wegcutoff♦voorbeelden: -
3 interception
n. onderschepping; stopping, remming; vertraging; ontvangst (van uitzending enz.)[ - sepsjn]1 interceptie ⇒ onderschepping, afsnijding -
4 abscission
n. afzetting, amputatie, afbraak, afsnijding
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский