-
1 scare away
afschrikken -
2 to chill
afschrikken -
3 to quench
afschrikkendovenkoelenperiodiek uitdoven -
4 frighten
v. laten schrikken, bang maken; afschrikken, wegjagen; doen schrikken[ frajtn]1 bang maken ⇒ doen schrikken, afschrikken♦voorbeelden:we were frightened to death • we schrokken ons doodfrighten away/off • afschrikken, wegjagenbe frightened at the thought • bang bij de gedachte wordenbe frightened of snakes • bang voor slangen zijn -
5 deter
v. afschrikken -
6 put off
uitvaren (scheepv.); uittrekken (kledingstuk); uitstellen; afzetten; afschrikken; afschepen; v, de wijs brengen; verdoven; v.d. hand doen; uitzendenput off♦voorbeelden:〈 spreekwoord〉 never put off till tomorrow what you can do today • laat nimmer iets tot morgen staan, wat nog voor heden kan gedaanput someone off from a plan • iemand een plan afraden4 I tried in vain to put off my tax-collector • ik trachtte tevergeefs de belastingontvanger van mij af te schudden7 put off your doubts! • laat uw twijfels varen! -
7 scare off
v. doen afschrikken, afschrikken, laten schrikken, verdrijven, iemand bang maken, iemand zijn moed laten verliezen -
8 dissuader
dissuader [diesuu.aadee]〈 werkwoord〉1 uit het hoofd praten ⇒ afraden, ontraden♦voorbeelden:dissuader qn. de faire qc. • iemand ervan afbrengen iets te doenv1) afraden, afbrengen (van)2) intimideren, afschrikken [leger] -
9 effrayer
-
10 réfrigérer
-
11 abschrecken
abschrecken1 afschrikken ⇒ schrik inboezemen, beangstigen -
12 быстро охлаждать
advgener. afschrikken (металл) -
13 не дать себя ничем запугать
prepos.Russisch-Nederlands Universal Dictionary > не дать себя ничем запугать
-
14 отпугивать
vgener. afschrikken -
15 chill
adj. kou--------n. kilte; koelte; kippevel--------v. kou vatten; verkouden wordenchill1[ tsjil] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————chill2→ chilly chilly/————————chill3II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
16 daunt
v. afschrik wekken, bang maken, laten schrikken[ do:nt]1 ontmoedigen ⇒ intimideren, afschrikken♦voorbeelden:1 nothing daunted • onverdroten, onvervaard -
17 discourage
v. afschrikken; afraden[ diskurridzj]2 weerhouden ⇒ afhouden, afbrengen♦voorbeelden:2 discourage someone from starting all over again • iemand ervan weerhouden helemaal opnieuw te beginnen -
18 frighten away/off
frighten away/offafschrikken, wegjagen -
19 quench
-
20 scare
n. angst--------v. bang maken; doen schrikkenscare1[ skeə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 (redeloze) schrik ⇒ vrees, paniek(stemming)♦voorbeelden:————————scare21 angstaanjagend ⇒ paniek-, paniek(zaaiend)♦voorbeelden:————————scare3〈 informeel〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:scared of • bang voorscared out of one's wits • buiten zichzelf van schrik, doodsbang→ scare up scare up/
Страницы
- 1
- 2
См. также в других словарях:
afschrikken — skreki / tapu skreki … Woordenlijst Sranan