-
1 achterstaan
-
2 achterstaan
1 [onderdoen, achtergesteld worden] 〈 onderdoen〉 être inférieur (à); 〈 achtergesteld worden〉 être relégué au second plan (par rapport à)2 [sport en spel] être mené (à la marque) -
3 achterstaan
отставать; уступать* * *гл.общ. отставать, уступать -
4 achterstaan
v. be behind; be behind in points -
5 achterstaan bij anderen
уступать другим; быть оттиснутым на задний план* * *гл.общ. быть оттиснутым на задний план, уступать (что-л.) другим -
6 met twee doelpunten achterstaan/voorstaan
met twee doelpunten achterstaan/voorstaantrail/lead by two goalsVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > met twee doelpunten achterstaan/voorstaan
-
7 twee punten achterstaan
twee punten achterstaanVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > twee punten achterstaan
-
8 trail
n. spoor, baan, pad--------v. slepen, loshangen; achterliggen; nasporen, volgentrail1[ treel] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 slier(t) ⇒ stroom, rij♦voorbeelden:blaze a trail • 〈 figuurlijk〉de weg banen, baanbrekend werk verrichten————————trail21 slepen ⇒ slieren, loshangen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 slepen ⇒ sleuren, slieren2 nasporen ⇒ volgen, schaduwen -
9 быть оттиснутым на задний план
vgener. achterstaan bij anderenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > быть оттиснутым на задний план
-
10 отставать
v1) gener. achterblijven, nalopen, achtergaan, achterlopen, achteropraken, achterstaan, afgaan (от чего-л.), losweken, ten achter zijn, terugblijven2) liter. met de trekschuit komen, teruggaan -
11 уступать
v1) gener. afstaan, laten, medegeven, meegeven, resigneren, toegeven, wijken, (iem.) zijn zin geven (кому-л.), achterstaan, bakzeil halen, concessies doen, inruimen, overdoen, overdragen, overlaten, uitwijken, voor (iem.) onderdoen (кому-либо), zoete broodjes bakken, zwichten2) navy. bijbrassen, bijdraaien, overstag gaan -
12 уступать другим
vgener. (что-л.) achterstaan bij anderen -
13 be down
be down1 beneden/onderaan zijn ⇒ minder/verminderd/gezakt zijn 〈 letterlijk en figuurlijk〉2 uitgeteld zijn/liggen ⇒ 〈 figuurlijk〉 somber/neerslachtig zijn3 neer/ingeschreven zijn♦voorbeelden:Sue's hair was still down • Sues haar was nog niet opgestokenMary isn't down yet • Maria is nog niet beneden/opour takings are £10 down on yesterday • we hebben £10 minder gedraaid vandaagbe down for a school • ingeschreven staan als leerling van een schoolhe's down to his last pound • hij heeft nog maar één pond over -
14 быть оттиснутым на задний план
vgener. achterstaan bij anderen -
15 отставать
v1) gener. achterblijven, nalopen, achtergaan, achterlopen, achteropraken, achterstaan, afgaan (от чего-л.), losweken, ten achter zijn, terugblijven2) liter. met de trekschuit komen, teruggaan -
16 уступать
v1) gener. afstaan, laten, medegeven, meegeven, resigneren, toegeven, wijken, (iem.) zijn zin geven (кому-л.), achterstaan, bakzeil halen, concessies doen, inruimen, overdoen, overdragen, overlaten, uitwijken, voor (iem.) onderdoen (кому-либо), zoete broodjes bakken, zwichten2) navy. bijbrassen, bijdraaien, overstag gaan -
17 уступать другим
vgener. (что-л.) achterstaan bij anderen -
18 achteruitzetten
1 [meer naar achteren zetten] set/put back2 [met betrekking tot uurwerken] put/set back3 [achteruit doen gaan] set back♦voorbeelden:Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > achteruitzetten
-
19 doelpunt
♦voorbeelden:een doelpunt afkeuren • disallow a goaleen doelpunt maken • kick/score a goalmet twee doelpunten verschil verliezen/winnen • lose/win by two goalsmet twee doelpunten achterstaan/voorstaan • trail/lead by two goals
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский
- Французский