-
1 aantrappen
-
2 aantrappen
1 [stevig(er) trappen] pédaler (plus) durII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [door trappen doen aanslaan] 〈 met de trappers〉 lancer en pédalant; 〈 met startpedaal〉 lancer au kick2 [door trappen aandrukken] fouler -
3 aantrappen
утоптать; умять; запустить; топтать; утаптывать; нажимать на педаль; заводить мотор; торопиться; спешить* * *гл.1) общ. нажимать на педаль, топтать, заводить мотор, утаптывать2) перен. спешить, торопиться -
4 aantrappen
v. stamp down -
5 met die wind is het aantrappen
met die wind is het aantrappenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > met die wind is het aantrappen
-
6 antreten
antreten♦voorbeelden:zur Arbeit antreten • op het werk verschijnenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 aantrappen, aanstampen2 aantrappen ⇒ op gang trappen; trappen op♦voorbeelden:eine Strafe antreten • een straf beginnen uit te zitten4 ein Amt, eine Nachfolge antreten • een ambt, een opvolging aanvaarden -
7 заводить мотор
vgener. aantrappen -
8 нажимать на педаль
vgener. aantrappenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > нажимать на педаль
-
9 спешить
-
10 топтать
vgener. aantrappen, trappen, treden, met voeten treden, vertrappen, vertreden -
11 торопиться
v1) gener. aanmaken, haasten, spoeden zich, jakkeren, zich voortspoeden, gehaast werken, haast hebben, haast maken, ijlen, jachten, snellen, spoed maken, voortmaken, zich haasten, zich reppen, zich spoeden2) liter. aantrappen -
12 утаптывать
vgener. aanstampen, aantrappen -
13 kick-start
-
14 kickstart
-
15 my moped has a kickstart
-
16 заводить мотор
vgener. aantrappen -
17 нажимать на педаль
vgener. aantrappen -
18 спешить
-
19 топтать
vgener. aantrappen, trappen, treden, met voeten treden, vertrappen, vertreden -
20 торопиться
v1) gener. aanmaken, haasten, spoeden zich, jakkeren, zich voortspoeden, gehaast werken, haast hebben, haast maken, ijlen, jachten, snellen, spoed maken, voortmaken, zich haasten, zich reppen, zich spoeden2) liter. aantrappen
- 1
- 2