-
1 Fass
〈o.; Fasses, Fässer〉♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 das schlägt dem Fass den Boden aus! • dat is het toppunt, nu is de maat vol! -
2 anbrennen
anbrennen1 vlam vatten, beginnen te branden2 aan-, verbranden♦voorbeelden:2 nichts anbrennen lassen • 〈 (a) informeel〉 zich niets laten ontgaan; 〈 (b) sport en spel〉 geen bal doorlatenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 aansteken, doen branden -
3 anfeuern
-
4 anheizen
anheizen1 aansteken, aanmaken, opstoken♦voorbeelden:1 〈onovergankelijk werkwoord; haben〉 noch nicht angeheizt haben • de kachel nog niet aangestoken hebben -
5 anknipsen
-
6 anmachen
-
7 anstechen
-
8 anstreichen
-
9 anzapfen
-
10 anzünden
anzünden♦voorbeelden: -
11 ein Fass anzapfen
-
12 entzünden
-
13 zünden
zünden1 ontsteken, ontbranden2 aanslaan, succes hebben♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 op-, aansteken♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
aansteken — leti … Woordenlijst Sranan
Fischteich — Er kann mir keinen Fischteich in Brand stecken. – Simrock, 2492. Holl.: De vischdijk laat zich niet aansteken. (Harrebomée, II, 384.) … Deutsches Sprichwörter-Lexikon