-
1 aansporen
♦voorbeelden:1 iemand tot iets aansporen • urge someone to (do) something; 〈 iets verkeerds〉 goad/egg someone into (doing) somethingiemand aansporen tot grotere inspanning • incite someone to greater efforts -
2 aansporen
1 stimuler (qn. à faire qc.) -
3 aansporen
побудить; подогнать, понукать; погонять; пришпоривать; побуждать; поощрять* * *(d)побуждать, поощрять; подталкивать* * *гл.общ. побуждать, погонять, поощрять, пришпоривать -
4 aansporen
I.anregen [anspornen]II.anspornen -
5 aansporen
stimuláDicionário Português-Holandês e Holandês-Português > aansporen
-
6 aansporen
v. spur on, encourage, urge, prod -
7 aansporen
-
8 aansporen
1) mana2) uppmuntra -
9 aansporen
teşvik etmek v -
10 aansporen
admonester, exhorter, gronder, inciter, pousser à, sermonner, sommer, stimuler -
11 aansporen
stimulá -
12 iemand tot afval aansporen
iemand tot afval aansporeninciter qn. à la défection -
13 iemand aansporen tot grotere inspanning
iemand aansporen tot grotere inspanningVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand aansporen tot grotere inspanning
-
14 iemand tot iets aansporen
iemand tot iets aansporenurge someone to (do) something; 〈 iets verkeerds〉 goad/egg someone into (doing) somethingVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand tot iets aansporen
-
15 spur to
aansporen -
16 drängen
drängen3 aandringen, aansporen♦voorbeelden:zum Aufbruch drängen • aansporen om te vertrekkenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:jemanden in die Defensive drängen • iemand tot het defensief dwingenzur Seite drängen • aan de kant duwen♦voorbeelden:sich durch die Menge drängen • naar voren dringenIV 〈 onpersoonlijk werkwoord〉 -
17 aanwakkeren
I.[aansporen]anfachenII.[aansporen]anstachelnIII.[aansporen]schürenIV.[wind]auffrischen [Wind] -
18 aanzetten
I.[aansporen]anregenII.[aansporen]anspornenIII.[aansporen]ermutigenIV.[inschakelen]anmachen [einschalten]V.[inschakelen]anstellen [einschalten]VI.[inschakelen]einschaltenVII.[scherpen]schärfen -
19 spur
n. spoor (v. ruiter, haan, bloemblad); spoorslag, prikkel; uitloper, tak (v. gebergte)--------v. de sporen geven; aansporen, aanmoedigenspur1[ spə:] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 aansporing ⇒ prikkel, stimulans♦voorbeelden:2 (act) on the spur of the moment • spontaan/impulsief/in een opwelling (iets doen)————————spur2〈 spurred〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:2 spur on (to) • aanzetten, aansporen (tot) -
20 chivvy
v. aansporen; iemand pesten; iemand voortdurend ergerenchivvy, chivy1 achterna zitten ⇒ (op)jagen, aansporen♦voorbeelden:
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Немецкий
- Нидерландский
- Пенджабский
- Русский
- Турецкий
- Французский
- Шведский