-
1 Kapitän
Kapitän〈m.; Kapitäns, Kapitäne〉3 〈 sport en spel〉captain, aanvoerder4 〈 figuurlijk〉kapitein, boss♦voorbeelden: -
2 captain
n. kapitein; gezagvoerder; aanvoerder--------v. aanvoerder, veldheer, kapitein, gezagvoerder, ploegbaas, leidercaptain1[ kæptin] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:captain of industry • grootindustrieel————————captain2〈 werkwoord〉1 commanderen ⇒ leiden, de aanvoerder zijn van
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский