-
1 precipitate
adj. steil; haastig; onbezonnen--------n. precipiteren; storting; aparte stof--------v. neerslaan, bezinken; (neer)storten, (neer)werpenprecipitate1[ prissippittət] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————1 overhaast ⇒ onbezonnen, plotseling————————precipitate3[ prissippitteet]II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 her death precipitated him into a state of total indifference • haar dood stortte hem in een toestand van totale onverschilligheid -
2 tilt
n. daling; buiging; aanslag; aanval; steekspel (tussen twee ridders); gevecht tussen twee ridders te paard die elkaar van het paard moeten werpen met een lans schuine stand; steekspel--------v. overhellen, scheef/schuin/op zijn kant staan; hellen veroorzaken; een wedstrijd houden in steekspeltilt1[ tilt] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:→ full full/————————tilt21 scheef/schuin/op zijn kant staan ⇒ (over)hellen2 op en neer gaan ⇒ wiegelen, schommelen♦voorbeelden:1 tilt over • wippen, kantelenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 scheef/schuin houden/zetten ⇒ doen (over)hellen, kantelen
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский