-
1 bay
adj. inham, baai, golf; nis, uitbouw, afdeling, vleugel; overkapping; vak, ruimte; laurierboom; vos (paard); geblaf--------n. baai; laurier (plant, blad); inhamming, afgesloten ruimte, afdeling; (in computers) de ruimte in de computer voor een schijfstation eenheid--------v. blaffenbay1[ bee] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 baai ⇒ zeearm, golf♦voorbeelden:hold/keep at bay • op een afstand houdenstand at bay • zich te weer stellenat bay • in het nauw gedreven————————bay2♦voorbeelden:————————bay3〈 werkwoord〉1 (aan)blaffen ⇒ bassen, huilen -
2 panel
n. jury; paneel; strip, strook; team; panel--------v. van panelen voorzien; varenpanel1[ pænl]1 paneel ⇒ vlak, (muur)vak, (wand)plaat3 schakelbord ⇒ controlebord/paneelII 〈zelfstandig naamwoord; werkwoord enkelvoud of meervoud〉2 jury♦voorbeelden:————————panel2〈werkwoord; Brits-Engels panelled〉
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский