-
1 organiser
organiser [orgaaniezee]1 ordenen ⇒ samenstellen, inrichten2 organiseren ⇒ regelen, plannen, opzetten, op touw zetten♦voorbeelden:organiser son temps • zijn tijd goed indelenorganiser un complot • een complot smedenorganiser une rencontre • een ontmoeting tot stand brengen♦voorbeelden:v1) ordenen, samenstellen2) organiseren, plannen -
2 organiser son temps
organiser son temps -
3 distribuer
distribuer [diestriebuu.ee]〈 werkwoord〉1 uitdelen ⇒ ronddelen, verdelen2 bezorgen ⇒ bestellen, leveren♦voorbeelden:distribuer des sourires • tegen iedereen glimlachendistribuer le courrier • de post bezorgendistribuer son emploi du temps • zijn tijd indelenv1) uitdelen, verdelen2) bezorgen, leveren3) uitreiken [prijs]4) indelen5) vertegenwoordigen [merk]
Перевод: с французского на все языки
со всех языков на французский- Со всех языков на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский