-
21 affecter
affecter [aafektee]〈 werkwoord〉1 voorwenden ⇒ veinzen, doen alsof3 bestemmen ⇒ reserveren, toewijzen4 aanstellen ⇒ plaatsen, indelen5 treffen ⇒ aandoen, inwerken op♦voorbeelden:la grève affecte plusieurs usines • verschillende fabrieken worden door de staking getroffenv2) aanstellen (bij), plaatsen3) voorwenden -
22 bêcher
-
23 poseur
poseur [poozur],poseuse [poozeuz]〈m., v.; ook bijvoeglijk naamwoord〉1 installateur, -trice ⇒ vakman, -vrouw die iets aanlegt, inzet, ophangt, plaatst2 aansteller, -ster ⇒ iemand die geaffecteerd doet♦voorbeelden:poseur de pavés • stratenmakerm (f - poseuse)1) installateur/-trice2) aansteller/-lster -
24 être très poseur
être très poseur
Страницы
- 1
- 2