-
1 alle
alle1♦voorbeelden:hij had alle reden om • he had every reason tote allen tijde • at any timeboven alle twijfel • beyond all doubtvoor alle zekerheid • just in case————————alle21 all ⇒ every, each, 〈 met betrekking tot personen, zelfstandig ( gebruikt); ook〉 everyone, 〈 met betrekking tot personen, zelfstandig ( gebruikt); ook〉 everybody♦voorbeelden:van alle kanten • from all sidesin aller ogen • in the eyes of everybodyin alle opzichten • in all respectsallen gingen weer naar huis • everyone went home againhet verbaasde allen die het hoorden • it surprised everyone who heard ithij is ons aller vriend • he is a friend to all of uszij gingen met zijn allen • they went all togethergeen van allen wist het • not one of them knewalle twee haar oorbellen • both (of) her earringsallen zonder uitzondering • everyone without exception -
2 elk
1 [zelfstandig (gebruikt)] [ieder uit een beperkt aantal] 〈 met betrekking tot twee of meer〉 each (one); 〈met betrekking tot meer dan twee; alle(n)〉 every one2 [zelfstandig (gebruikt)] [ieder(een)] everyone, everybody3 [bijvoeglijk] 〈 met betrekking tot twee of meer〉 each; 〈met betrekking tot meer dan twee; alle〉 every; 〈 welke dan ook〉 any♦voorbeelden:elke tweede • every other oneer is daar voor elk wat wils • there's something for everyoneelk voor zich • everyone for himselfze komen elke dag • they come every dayaan elke hand een tas • (with) a bag in each handelke keer dat hij komt • every time he comes -
3 welk
2 [in uitroepende zinnen] what♦voorbeelden:1 welke plaats is voor mij? • which seat is mine?om welke reden?, met welke bedoeling? • what for?welke van die twee is van jou? • which of those two is yours?hij lust melk of vla, ik ben vergeten welk van de twee • he likes either milk or custard, I've forgotten which (of the two)2 welke leugens speldt hij u op de mouw! • what lies he tells you!2 [bijvoeglijk] which♦voorbeelden:2 wij verkopen koffie en thee, welke artikelen veel aftrek vinden • we sell coffee and tea, (articles) which are much in demand… vanuit welke overtuiging hij ertoe overging om … • … from which conviction he proceeded to …welke alle/welke alle tien beschadigd waren • all of which/all ten of which were damaged1 [vaak + (ook) (maar)] 〈 heel algemeen〉 whatever, any (… what(so)ever); 〈 iets uit een beperkt aantal〉 whichever, any♦voorbeelden:om welke reden ook • for any reason whatsoeverwelke van de twee je ook kiest • whichever of the two you chooseje kunt kiezen welke je maar wilt • you can choose whichever one you want -
4 dat
dat11 [zelfstandig (gebruikt)] that2 [bijvoeglijk] that♦voorbeelden:zo, denk je dat? • is that what you think?dat doet maar! • some people!zij heeft dat en dat gezegd • she said such and suchdat is nog eens een man • there's a real man for youdat is het hem nu juist • that's just it, that's the problemziezo, dat is/was dat • right, that's that (then), so much for thatnou, dat is/was het dan • okay, that's that, that was itdat lijkt er meer op • that's more like itwat moet dat? • what's all this about?wat zou dat? • what of it?zij zoeken alleen dat wat voordeel geeft • they only seek (whatever is to) their own advantagemijn boek en dat van jullie • my book and yoursdat mens • that (dreadful) woman1 [beperkend] that, which; 〈 met betrekking tot personen〉 that, who; 〈met betrekking tot personen; 3e en 4e naamval en onmiddellijk na voorzetsels; formeel〉 whom 〈in informeel stijl kan het betrekkelijk voornaamwoord vervallen behalve wanneer het het onderwerp is van de betrekkelijk bijzin〉2 [uitbreidend] which; 〈 met betrekking tot personen〉 who; 〈met betrekking tot personen; 3e en 4e naamval en onmiddellijk na voorzetsels; formeel〉 whom♦voorbeelden:1 het bericht dat hij mij bracht … • the message (that/which) he brought me …het bericht dat mij gebracht werd … • the message that/which was brought me …het jongetje dat ik een appel heb gegeven • the little boy (that/who) I gave an apple tohet kind dat net riep, is mijn zoon • the child that/who just called out is my sonhier woont een meisje dat ik vroeger kende • a girl (that/who) I used to know lives here2 het huis, dat onlangs opgeknapt was, werd verkocht • the house, which had recently been done up, was sold————————dat2〈 voegwoord〉2 [met betrekking tot graadaanduidend gevolg] 〈zie voorbeelden 2〉3 [met betrekking tot reden, oorzaak] that, because4 [met betrekking tot doel] so that5 [met betrekking tot beperking] as far as6 [in uitroepen] 〈zie voorbeelden 6〉♦voorbeelden:1 zij kregen bericht dat hij niet op tijd zou zijn • they got a message (to say) that he would be latein plaats (van) dat je me het vertelt … • instead of telling me, you …de reden dat hij niet komt is … • the reason (why) he's not coming is …uit vrees dat • for fear thatik denk dat hij komt • I think (that) he'll comebehalve dat • except thatzonder dat ik het wist • without me knowingzij zongen dat het een (lieve) lust was • they sang with great gustohet regende dat het goot • it was pouring (down)hij vloekte dat de honden er geen brood van lustten • he swore like a trooper3 hij is kwaad, dat hij niet mee mag • he is angry that/because he can't comeben je ziek dat je zo bleek ziet? • don't you feel well, you look so pale5 is ze handig, dat u weet? • is she any good as far as you know?is hier ook een bioscoop? niet dat ik weet • is there a cinema here? not that I know6 smerig dat het er uit zag! • you should have seen how dirty it was!dat mij nu juist zoiets moest overkomen! • that such a thing should happen to me right now!stommeling dat je bent! • you stupid fool! -
5 ieder
1 [bijvoeglijk] 〈tezamen; meer dan twee〉 every; 〈afzonderlijk; twee of meer〉 each; 〈 welk dan ook〉 any2 [zelfstandig (gebruikt)] everyone, everybody; each (one); anyone, anybody♦voorbeelden:werkelijk iedere dag • every single dayze komt iedere dag • she comes every dayin iedere hand • in each handtot ieders verbazing • to everyone's surprisewe kregen ieder honderd gulden • we received one hundred guilders each, each of us/we each received one hundred guildersieder van ons • each of us, every one of usieder voor zich • every man for himself -
6 mijn
mijn1〈de〉♦voorbeelden:1 mijnen leggen/vegen • lay/sweep mineseen mijn ontginnen/exploiteren • work/exploit a mineonze kust ligt vol mijnen • our coast is heavily minedbij de mijn werken • work for a mining companyin de mijnen werken • work in the minesin de mijn afdalen • go down into the mine/pitop een mijn lopen • strike/hit a mine————————mijn21 [van mij] my2 [zelfstandig (gebruikt)] mine♦voorbeelden:mijn plicht roept • duty calls meik en de mijnen • me and my family/peopledaar moet ik het mijne van weten/hebben • I must get to the bottom of thisik heb het mijne gedaan • I've done my share/partik zal het mijne doen • I'll do my bit/what I canik denk er het mijne van • I have my own opinion about this -
7 minst
minst12 [zelfstandig (gebruikt)] least♦voorbeelden:1 die vaas heeft niet de minste waarde • that vase has no value at all/whateverniet de/het minste … 〈 kans, twijfel enz.〉 • not a shadow of …, not the slightest …ten minste/op zijn minst een week • at least one weekbij het minste of geringste • at the least little thinghij heeft er niet in het minst bezwaar tegen • he does not object (to it) at allwat ik het minst verwacht had, gebeurde • what I had least expected happened————————minst2〈 telwoord〉♦voorbeelden:de minste overtredingen gemaakt hebben • have committed the fewest offences -
8 wat
wat1〈 bijwoord〉3 [met betrekking tot verbazing/verbijstering] isn't it/that/he 〈enz.〉 …, aren't they/those 〈enz.〉 … ⇒ how4 [waarom] why♦voorbeelden:1 hij is wat traag • he is a little slow/on the slow side2 hij is er wat blij mee/trots op • he is extremely pleased with/proud of itzo eerlijk als wat • as honest as they comewat lief van je! • how nice of you!wat is het koud! • isn't it cold!, what cold weather!wat ze niet verzinnen tegenwoordig • the things they come up with these dayswat wil je nog meer? • what more do you want?wat zal hij blij zijn! • how happy/pleased he will be!〈 ironisch〉 wat zijn we weer leuk • (are you) trying to be funny?4 wat lacht hij toch? • what's he laughing for/at?————————wat22 [zonder antecedent] what3 [met voorafgaande zin als antecedent] which♦voorbeelden:alles wat je zegt, klopt • everything you say is truedat wat • whatwat mij aangaat • as for me, as far as I am concernedwat dit betreft • as far as this is concerneddoe nou maar wat ik zeg/wat je gezegd wordt • just do as I say/you're toldje kunt doen en laten wat je wilt • you can do what/as you please/like/wantik zal doen wat ik kan • I'll do what(ever) I canje kunt zeggen wat je wilt, maar verlegen is ze niet • (you can) say what you like, (but) she certainly is not shy3 hij zei dat hij het niet gemerkt had, wat natuurlijk niet waar was • he said he hadn't noticed, which was not true obviouslyze zag eruit als een verpleegster, wat ze ook was • she looked like a nurse, which in fact she was tooII 〈 vragend voornaamwoord〉1 [zelfstandig/bijvoeglijk gebruikt] what ⇒ 〈 bij beperkte keuze〉 which, 〈 verbazing uitdrukkend〉 whatever2 [waarom] why♦voorbeelden:1 wat bedoel je? • what(ever) do you mean?; 〈 sterker of ironisch〉 what(ever) are you talking about?wat bedoel je daar nou mee? • just what do you mean by that?; 〈 sterker〉 just what is that supposed to mean?wát ga je doen? • you are going to do what?wat heb je 't liefste, koffie of thee? • which do you prefer, coffee or tea?wat is er? • what's the matter?wat krijgen we nou? • what's this supposed to mean?; 〈 van politieagent〉 what's all this then?(en?) wat mag het zijn? • 〈 met betrekking tot drankje〉 what would you like (to drink); 〈 door winkelbediende gezegd〉 can I help you?wat zeg je? • what did you say?; 〈 informeel〉 sorry?, what?, come again; 〈 beleefd〉 (I beg your) pardon?wat zou dat? • what of it?wat dan nog? • so what?, what of it?wat is het voor iemand? • what's he/she like?wat voor weer is het? • what's the weather like (outside)?wat voor een naam is dat?! • what kind of name is that?!♦voorbeelden:daar vraag je me wat • now you're askingwil je wat drinken? • would you like something to drink?misschien wordt het wel wat tussen die twee • it may come to something between those twoik zal je eens wat zeggen • (just) listen (to me)!; 〈 sterker, als uitdaging〉 just you listen to me!ik zie wat • I (can) see somethingzie jij wat? • do/can you see anything?daar zit wat in • there's something to/in ithet is altijd wat met hem • there's always something up with himwat er ook gebeurt, blijf kalm • whatever happens, stay calmIV 〈 uitroepend voornaamwoord〉1 what♦voorbeelden:1 wat kun jij mooi tekenen • how well you draw!wat kun jij liegen, zeg • what a(n awful) liar you are!wat een mooie benen! • look at those legs!wat een onzin • what (absolute) nonsense————————wat3♦voorbeelden:1 geef me wat suiker/geld • give me some sugar/moneygeef mij ook wat • let me have some toowat meer • a bit/little morewat minder • a bit/little lesseen stuk of wat • two or threeeen dag of wat • a day or so/twoheel wat verdienen • earn quite a bitdat scheelt heel wat/nogal wat • that makes quite a (bit of a) difference————————wat41 what♦voorbeelden:1 wat! komt hij niet? • what! isn't he coming?
Перевод: со всех языков на английский
с английского на все языки- С английского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский